4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. mestopslagplaatsen;
-
c. mestbassins;
-
d. permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen maximaal 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt;
-
f. bestaande hagelnetten;
-
g. opslagplaatsen ten behoeve van ruwvoer en kuilvoer;
-
h. één paardenbak;
-
i. één paddock;
-
j. één bedrijfswoning per bedrijf, tenzij bij het betreffende bedrijf reeds meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, in welk geval het aantal bestaande woningen als maximum geldt;
-
k. de daarbij behorende bijgebouwen;
-
l. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
-
a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
-
b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, de bedrijfswoning(en) en de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
-
c. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitsluitend in het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte van boogkassen ten hoogste 2.500 m² mag bedragen, tenzij een grotere oppervlakte is aangeduid, en de bouwhoogte van boogkassen ten hoogste 3,5 meter mag bedragen;
-
d. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
-
e. de inhoud van vaste mestopslagplaatsen mag per bouwperceel maximaal 1.000 m³ bedragen;
-
f. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
-
g. gebouwen worden plat of met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
-
h. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;
-
i. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter;
-
j. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 4.2.3;
-
k. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 4.2.4;
-
l. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 4.2.5
.
4.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
a. per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij bij het bedrijf reeds meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, in welk geval het aantal bestaande woningen als maximum geldt;
-
b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
-
c. de bedrijfswoning wordt plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
-
d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
-
e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 12,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt.
4.2.4 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen en carports behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningsplichtige bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
-
b. bijgebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
-
c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
-
d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;
-
e. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 meter bedraagt .
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
-
a. Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
-
b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
-
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedraagt;
-
2. de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;
-
3. de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 4,00 meter bedraagt;
-
4. de bouwhoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.5 ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat:
-
a. de bouwhoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;
-
b. indien dit noodzakelijk is:
-
1. ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
-
2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
3. gelet op de aard van het bedrijf en bedrijfseconomische omstandigheden;
-
c. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.
4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen op andere locaties en/of met een grotere oppervlakte, mits:
-
a. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de regionale kwaliteitscommissie;
-
b. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
-
c. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen';
-
d. de afwijking geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van 4% of meer, volgens de bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Limburg op 13 december 2011;
-
e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid;
-
f. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.
met dien verstande, dat:
-
1. gebouwen en bouwwerken in beginsel binnen het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' worden gerealiseerd;
-
2. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen de agrarische bedrijfsbestemming opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bedrijfsbestemming aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen het differentiatievlak beekdal zoals aangegeven op kaart 4c van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006;
-
3. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
-
4. de tijdelijke teeltondersteunende na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden verwijderd worden;
-
5. advies moet worden ingewonnen bij een regionale kwaliteitscommissie, uitgezonderd voor hagelnetten.
-
6. het niet laten doorlopen van hagelnetten tot aan de perceelsgrenzen een verplichte maatregel voor landschappelijke inpassing is van deze hagelnetten.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Mantelzorg/inwoning
Mantelzorg/inwoning bij een woning is toegstaand onder de volgende voorwaarden:
-
a. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
-
b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
-
c. er ontstaat geen zelfstandige woning;
-
d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 80 m²;
-
e. de mantelzorgvoorziening vormt qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning;
-
f. de mantelzorgvoorziening leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
-
g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd.
4.5.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
-
a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
-
b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
-
c. detailhandel, uitgezonderd het bepaalde in 4.1 ;
-
d. horeca;
-
e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
-
f. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
-
g. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
-
h. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
-
i. buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
4.5.3 Aan huis gebonden beroepen
Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
-
b. maximaal mag 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning respectievelijk 1/3 van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep;
-
c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
-
d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
-
e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
-
f. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
-
g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
4.5.4 Huisvesting van de rustende boer
Huisvesting van de rustende boer is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
-
b. huisvesting van de rustende boer vindt plaats in de woning of in de bijgebouwen;
-
c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu worden niet onevenredig aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden worden niet wezenlijk verkleind;
-
d. dit niet mag leiden tot afsplitsing van een afzonderlijke en zelfstandige burgerwoning;
-
e. zodra de noodzaak van de huisvesting van de rustende boer is komen te vervallen, wordt het gebruik daarvoor beëindigd.
4.9 Wijzigingsbevoegdheid
4.9.1 Wijziging bouwvlak ten behoeve van vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf'' het bouwvlak wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het bestemmingsvlak gevestigde agrarische bedrijf;
-
b. de bedrijfsuitbreiding nodig is in verband met een duurzame agrarische bedrijfsvoering;
-
c. de noodzaak van de agrarische uitbreiding wordt aangetoond door het overleggen van een bedrijfsontwikkelingsplan;
-
d. sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
-
e. geen sprake is van een intensieve veehouderij;
-
f. de aanvrager binnen het de bestaande bouwvlak geen reële bedrijfseconomisch en planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden heeft;
-
g. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
h. de oppervlakte van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
-
i. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
-
j. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
-
k. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen.
-
l. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg
-
m. bij de wijziging van het bouwvlak voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van deze regels.
4.9.2 Wijziging bouwvlak ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf'' het bouwvlak wijzigen ten behoeve van vormverandering van het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
a. de bestaande oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
-
b. vormverandering noodzakelijk is vanwege de bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het agrarisch bedrijf;
-
c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
d. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
-
e. als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
-
f. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen;
-
g. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
-
h. bij de wijziging van het bouwvlak voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van de regels.
4.9.3 Wijziging in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met Waarden
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch
bedrijf' ten behoeve van vormverandering van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bedrijfskavel, mits:
-
a. de verandering van de vorm van het oppervlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch
bedrijf' noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het betreffende agrarisch bedrijf;
-
b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
-
c. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
-
d. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
-
e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
g. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals beplanting die in de winter zijn blad behoud of groen blijft;
-
h. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
-
i. bij de wijziging in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3 of 5 van deze regels.
4.9.4 Wijziging in de bestemming 'Gemengd'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Gemengd', ten behoeve van wonen, wellness, horeca t/m categorie 4 en daaraan ondergeschikte activiteiten, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. er sprake is van:
-
1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare volumineuze bebouwing, of;
-
2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
-
3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
-
c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in de situatie als bedoeld in artikel 4.9.4 sub b onder 3 in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwalitietsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreen en waaromtrent advies is ingewonnen bihj een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
j. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
k. bij de wijziging in de bestemming 'Gemengd' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 9 van deze regels.
4.9.5 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van lichte bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1, 2 en 3.1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze regels), en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. er sprake is van:
-
1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare volumineuze bebouwing, of;
-
2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
-
3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
-
c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwalitietsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie "Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
j. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
k. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.9.6 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwalitiet als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelens zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
i. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
j. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.9.7 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie -
Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relaxvoorzieningen, dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
i. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
j. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 16 van deze regels.
4.9.8 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie -
Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
i. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
j. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
4.9.9 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie -
Dagrecreatie en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten op het gebied van logiesverstrekking en dagrecreatie, zoals bed en breakfast, complementaire daghoreca, toonzalen, explositieruimten, ateliers, praktijkruimten en educatie, al dan niet in combinatie met elkaar, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
i. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
j. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie en/of 'Recreatie -
Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 16 en/of 17 van deze regels.
4.9.10 Wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van zorggerelateerde activiteiten, mits:
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. er sprake is van:
-
1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare voumineuze bebouwing, of;
-
2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
-
3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
-
c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
-
d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijke inrichtingsplan overlegd waarin de landschppelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
j. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
k. bij de wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13 van deze regels.
4.9.11 Wijziging in de bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van wonen;
-
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
-
b. er sprake is van:
-
1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare volumineuze bebouwing, of;
-
2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
-
3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
-
c. de toevoeging van extra woningen past binnen het regionele en gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid ten aanzien van de woningvoorraad;
-
d. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
-
e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
-
f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
-
g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de verkeersveiligheid;
-
2. de milieusituatie;
-
3. het woon- en leefklimaat;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
-
k. omliggende functies niet worden gehinderd;
-
l. bij de wijziging in de bestemming 'Wonen' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 22, van deze regels.