direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Villapark/Loonsebaan, herziening Vijverbosweg 2-4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPhzVijverbos2-VG01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd

voor:

  • a. wonen;
  • b. bij de bestemming behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande woningen tot een maximum van één per bouwvlak;
  • b. bijgebouwen
    en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'
  • a. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  • c. In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd.
  • d. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.
  • e. De hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 3,50 meter of de hoogte van de bestaande bouwlaag op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
  • f. De voorgevel dient voor ten minste 70% in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • g. De voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 8,00 meter te bedragen.
  • h. Gebouwen mogen met een plat dak of met een kap worden afgedekt. Indien het gebouw met een kap wordt afgedekt mag de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer dan 14,00 meter mag bedragen.
  • i. Bijgebouwen binnen het bouwvlak mogen worden afgedekt met kap, gelijk aan de dakhelling van het hoofdgebouw, mits de nokhoogte van het bijgebouw niet meer bedraagt dan 5,00 meter.
  • j. Ondergronds bouwen is in het bouwvlak toegestaan tot een maximale diepte van 3,00 meter, uitgezonderd voor zwembaden waarvoor een maximale diepte geldt van 6,00 meter en mits daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig c.q. bedrijfsmatig functioneren van de ruimte.
3.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het vlak worden bebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 100% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen bouwvlak, echter tot niet meer dan 300 m2, dan wel tot niet meer dan 50% van het binnen hetzelfde bouwperceel behorende vlak bijgebouwen.
  • c. De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.
  • d. Bijgebouwen mogen worden afgedekt met een kap, gelijk aan de dakhelling van het hoofdgebouw, mits de nokhoogte van het bijgebouw niet meer bedraagt dan 5,00 meter en de nok niet in de zijdelingse perceelgrens wordt geplaatst.
  • e. De afstand tussen de bijgebouwen en de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 3,00 m bedragen.
  • f. De oppervlakte van zwembaden, mits niet overdekt, mag niet meer bedragen dan 120 m2.
  • g. Het aantal tennisbanen, mits niet overdekt, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1.
  • h. Ondergronds bouwen is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,00 meter, uitgezonderd zwembaden waarvoor een maximale diepte geldt van 6,00 meter en mits daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig c.q. bedrijfsmatig functioneren van de ruimte.
3.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Het bouwvlak c.q. de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet door bebouwing, waaronder begrepen carport/overkapping, worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    • 1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de perceelgrens met de openbare weg niet minder dan 3,00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
    • 2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de perceelgrens met de openbare weg niet minder dan 3,00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
    • 3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  • b. Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de grens van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Overschrijden van het toegestane oppervlak aan bijgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder b. voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het noodzakelijk is voor de realisering van een gehandicaptenvoorziening;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. het toegestane oppervlak aan bijgebouwen met maximaal 10% wordt overschreden.
3.4.2 Bouwen van een zwembad of tennisbaan niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bouwverbod in het bestemmingsvlak niet ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, onder de voorwaarden dat:

  • a. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  • b. het totale onbebouwde oppervlak buiten het bouwvlak, niet minder dan 40% bedraagt;
  • c. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
3.4.3 Plaatsen van hoge hekwerken ten behoeve van de veiligheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 onder b. en een grotere hoogte worden toegestaan van erfafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of grens van de aanduiding 'bijgebouwen', onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoogte van de erfafscheiding maximaal 2.00 m bedraagt;
  • b. de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
3.4.4 Afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw c.q. het bijgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder h. en i. en in 3.2.3 onder d. voor het plaatsen van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw c.q. het bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • d. de uitvoering van het bouwplan waarvoor ontheffing noodzakelijk is, geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de schaduwwerking, de daglichttoetreding en de privacy van de aangrenzende woningen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik.

3.5.2 Gebruik van opstallen

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. zelfstandige bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • b. beroeps-/bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder begrepen de opslag van vuurwerk en onverminderd het bepaalde in 3.5.3;
  • c. detailhandel en groothandel.
3.5.3 Aan huis gebonden beroep

Het verbod om de voor ‘Wonen’ bestemde gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  • a. ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot ten hoogste 50 m2, wordt gebruikt voor het aan huis gebonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. dit gebruik geen ernstige of onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught;
  • e. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.2 onder b. voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  • a. ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot ten hoogste 50 m², wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling in een woonomgeving passen;
  • d. de activiteiten niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • e. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden lijst van bedrijfstypen, die als bijlage is opgenomen bij deze regels, dan wel daarmee vergelijkbare activiteiten;
  • f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught.
3.6.2 Realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.2 onder a. voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 80 m2 bedraagt;
  • e. de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • f. de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.