direct naar inhoud van 1.2 POL-aanvulling en het Limburgs kwaliteitsmenu
Plan: Ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Schinnen 2011
Status: ontwerp
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0962.SVSchinnen2011-ON01

1.2 POL-aanvulling en het Limburgs kwaliteitsmenu

De POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering is op 18 december 2009 vastgesteld door Provinciale Staten. Op basis van deze POL-aanvulling hebben Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010 de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld. Doel van het LKM is om gemeenten en provincie een instrumentarium in handen te geven om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Om dit doel te bereiken dienen gemeenten het kwaliteitsmenu op gemeentelijk niveau uit te werken en in het gemeentelijke beleid vast te leggen. Het LKM is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, rode contouren. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is, dat het (nieuwe) functies zijn die met bebouwing gepaard gaan en extra ruimtebeslag leggen op het “maagdelijke” buitengebied. Het gaat dan over nieuwe woningen, uitbreidingen van agrarische bedrijven, nieuwe agrarische bedrijven, recreatie en toerisme (R&T), functies en bedrijventerreinen.

De provincie vraagt de gemeenten om het LKM over te nemen en uit te werken zodat een gemeentelijk kwaliteitsmenu ontstaat. Op deze manier kan het kwaliteitsmenu worden toegesneden op de lokale behoeften en omstandigheden. Het kwaliteitsmenu kan gedifferentieerd voor het grondgebied van de gemeente worden toegepast. Die ruimte biedt het Limburgs Kwaliteitsmenu onder meer door het gebruik van drempelwaarden. Een voorwaarde om tot een goede uitwerking te komen is wel dat de gemeente een actuele ruimtelijke structuurvisie als basis heeft. In die ruimtelijke visie wordt aangegeven waar welke ontwikkelingen zouden kunnen plaatsvinden en vooral ook waar niet.

Maar ook, waar kwaliteitsverbeteringen nodig zijn en waar kwaliteitsverbeterende maatregelen met voorrang worden ingezet. Naast de structuurvisie kunnen ook een beeldkwaliteitplan en een landschapsontwikkelingsplan een belangrijke rol spelen in combinatie met het kwaliteitsmenu. Het gemeentelijke kwaliteitsmenu wordt zo een instrumentarium waarmee kan worden bijgedragen aan het realiseren van het streefbeeld voor het buitengebied. De provincie ziet het gemeentelijke kwaliteitsmenu bij voorkeur verankerd in een gemeentelijke structuurvisie.

Onderdelen van het LKM kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Daarbij gaat het vooral om de ontwikkelingen die herhaaldelijk voorkomen en goed te voorzien zijn. Voor de meeste ontwikkelingen geldt echter dat deze niet herhaaldelijk zullen voorkomen en niet goed te voorzien zijn. Voor deze ontwikkelingen biedt de structuurvisie het juiste kader.

De ontwikkelingen waar het kwaliteitsmenu betrekking op heeft mogen niet rechtstreeks in het bestemmingsplan toegelaten zijn. Alleen dan kunnen kwalitatieve voorwaarden worden gesteld aan de het (toch) toestaan van de ontwikkeling. Toelatingsplanologie vormt hiermee de basis voor het gebruik van ontwikkelingsplanologie. In het bestemmingsplan zal hiervoor een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen dan wel voorwaardelijke bestemmingen een en ander afhankelijk van de juridisch meest aangewezen route.

De verschillende ontwikkelingen zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu als modules opgenomen. Per soort ontwikkeling is er een module uitgewerkt. De gemeente kan in het gemeentelijke kwaliteitsmenu de modules gebruiken die voor haar grondgebied van belang zijn. Modules die voor de gemeente niet van toepassing zijn worden daarbij niet overgenomen. Maar de gemeente kan er ook voor kiezen om een module uit beleidsmatige gronden niet op te nemen. Wanneer een gemeente er voor kiest om geen woningbouw buiten de contour mogelijk te maken, hoeft ze deze module niet over te nemen of uit te werken.

De gemeente kan er ook voor kiezen om het gemeentelijke kwaliteitsmenu uit te breiden met eigen onderdelen; eigen modules. Een voorbeeld hiervan zijn de ontwikkelingen die in een eerder stadium, in het kader van de heroriëntatie RO, al aan de verantwoordelijkheid van de gemeenten zijn overgedragen. De uitbreiding en splitsing van woningen in het buitengebied, de invulling van Voormalige Agrarische Bedrijfsgebouwen (VAB’s) met nieuwe economische dragers, uitbreiding van recreatiewoningen en vergroting van bijgebouwen kunnen worden opgenomen in het gemeentelijke kwaliteitsmenu en tegelijkertijd worden gekoppeld aan een kwaliteitsverbetering.

Het gemeentelijk kwaliteitsmenu zal aan een vijftal voorwaarden moeten voldoen:

  • 1. De gemeenten dienen de van toepassing zijnde en in dit Limburgs Kwaliteitsmenu opgenomen modules als basis te gebruiken;
  • 2. de in dit kwaliteitsmenu gegeven drempelwaarden dienen gerespecteerd te worden;
  • 3. de objectieve beoordeling van de kwaliteit dient geborgd te zijn; dit bij voorkeur via een onafhankelijke regionale kwaliteitscommissie.
  • 4. De uitvoering en de instandhouding van de fysieke kwaliteitsverbetering dienen private en publieke regeling te krijgen.
  • 5. De uitvoering van het LKM zal op deugdelijke wijze monitoring moeten hebben.

De voorwaarden zullen onderdeel vormen van de bestuurlijke afspraak tussen provincie en gemeenten. Voor de toepassing van het gemeentelijke kwaliteitsmenu zullen ook afspraken worden gemaakt over kwaliteitsverbeteringen (het mandje) en monitoring van de toepassing.

De structuurvisie nieuwe bebouwing in het buitengebied is een vertaling van het provinciale Limburgs kwaliteitsmenu in gemeentelijk beleid en voldoet aan bovenstaande voorwaarden.

Voor wat betreft de kwaliteitsbijdrages bij mogelijke ontwikkelingen is aangesloten bij de modules uit het LKM, waarbij rekening is gehouden met de aangeven drempelwaarden.