Plan: | Villapark/Loonsebaan, herziening Vijverbosweg 2-4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.vghBPhzVijverbos2-VG01 |
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart 2005 (CHW) van de provincie Noord-Brabant weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.
afbeelding 17: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (bron: provincie)
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Het plangebied ligt binnen een zone die is aangeduid met de aanduiding hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Het bouwplan heeft voorts een oppervlakte van meer dan 100 m². Een archeologisch onderzoek is derhalve vereist.
BAAC heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Vught, plangebied Vijverbosweg 2, archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase)" d.d. juni 2010, nr. V-10.0177. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hieronder geciteerd.
"Conclusie en aanbevelingen
Conclusie
In het plangebied zijn geen archeologische resten aangetroffen. De archeologische resten werden verwacht aan de basis van een Ah of Ap-horizont tot aan de top van de C-horizont en in een eventueel overstoven laag. Echter, door verploeging van de bovengrond tot in de C-horizont en het niet aantreffen van de overstoven laag binnen 1,2 m beneden maaiveld is de kans klein dat archeologische waarden nog als gave vindplaats aanwezig zijn. Dit betekent dat door de voorgenomen ontwikkeling (ontgraving tot in de C-horizont) waarschijnlijk geen resten worden bedreigd.
Aanbevelingen
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek adviseert BAAC bv dat een
archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Bovenstaand advies vormt
een zogenaamd selectieadvies. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden
met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten. Het
selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde
overheid (gemeente Vught) en leidt tot een selectiebesluit.
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de
gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen
of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen
vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij
bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van
archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het
aantreffen van deze waarden dient hiervan melding te maken bij de minister (in
praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988."
Conclusie
Er zijn geen archeologische waarden van belang. Een nader onderzoek is niet vereist.
Volgens de Cultuurhistorische waardenkaart ligt het plangebied binnen twee aanduidingen:
De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de bestaande cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
De wettelijke bescherming van natuurgebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 oktober 2005 is hierin ook het beschermingsregime van de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden volgens de gewijzigde wet beschouwd als Beschermd Natuurmonument annex Natura 2000-gebied.
IJzerman Advies heeft een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd: rapport "Quick scan flora en fauna, onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen, Vijverbosweg 2, Vught" (19 april 2010, 2010234). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 6. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.
"De geplande ontwikkelingen hebben geen nadelige effecten op de beschermde natuurgebieden. Een vergunning op de natuurbeschermingswet of compensatie van EHS is niet aan de orde.
Algemeen voorkomende soorten kunnen mogelijkerwijs worden aangetroffen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- en faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75, lijst 1). Hiervoor hoeft in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Het voorkomen van deze soorten wordt door de geplande ontwikkelingen niet in gevaar gebracht. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Hierbij valt te denken aan het uitvoeren van de meest verstorende werkzaamheden in de maanden september en oktober.
De planlocatie is niet in gebruik als vaste gebruikslocatie voor strikt beschermde soorten. Overtreding van de Flora- en faunawet is derhalve niet aan de orde, zodat ook een ontheffingsaanvraag niet noodzakelijk is.
Ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangeraden kapwerkzaamheden tussen half juli en half maart (buiten het broedseizoen) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden conform de Flora- en faunawet. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. In het broedseizoen kan ook gekapt worden, alleen dient het dan onder begeleiding van een ter zake kundige te worden uitgevoerd."
Conclusie
Een ontheffing van de Flora- en faunawet of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn niet nodig.