direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Esschestraat - Van Rijckevorselstraat
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het uitwerkingsplan "Esschestraat - Van Rijckevorselstraat" van de gemeente Vught.

1.1 Aanleiding en doel

Ten zuidoosten van de kruising van de Esschestraat en de Van Rijckevorselstraat te Vught ligt een parkeerplaats ten behoeve van de omliggende woonbuurt. Deze parkeerplaatsen zijn officieel onttrokken als parkeerterrein om herontwikkeling mogelijk te maken. In het huidige bestemmingsplan ''Schoonveld 2015'' heeft deze locatie de enkelbestemming 'Wonen - uit te werken'.

De initiatiefnemer heeft het perceel verworven met als doel het realiseren van vier nul-op-de-meter [NOM] woningen. De gemeente Vught heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het initiatief door middel van een uitwerkingsplan.

Voorliggend uitwerkingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en de regels voor het toepassen van de uitwerkingsverplichting.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0001.png"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend uitwerkingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0002.png"

KADASTRALE SITUATIE

De locatie van het plangebied betreft een gedeelte van het perceel dat kadastraal bekend is als: Gemeente Vught, sectie B, nummer 9576. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 645 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Schoonveld 2015", vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2015. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding waarop het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0003.png"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Voor deze locatie geldt de enkelbestemming "Wonen - uit te werken". Op basis van de uitwerkingsregels zijn hier vijf grondgebonden woningen in twee bouwlagen met kap toegestaan. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan "Schoonveld 2015" was de invulling voor deze locatie nog niet duidelijk. Hiervoor is een uitwerkingsverplichting opgenomen. Dit houdt in dat het college verplicht is voor deze locatie een uitwerkingsplan op te stellen op basis van het beoogde planvoornemen.

Uitwerkingsregels

Het plan betreft een uitwerkingsplan dat dient te voldoen aan de uitwerkingsregels zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Voor onderhavig plan is artikel 15 'Wonen - uit te werken' uit het bestemmingsplan "Schoonveld 2015" van toepassing. Op de voor 'Wonen - uit te werken' aangewezen gronden mag alleen worden gebouwd bij een uitgewerkt plan, conform de uitwerkingsregels als bedoeld in artikel 15.2. Hieronder zijn de uitwerkingsregels opgenomen en vervolgens toegelicht.

''15.2 - Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming 'Wonen - Uit te werken', uit, met dien verstande, dat realisering van de in artikel 15.1 genoemde bestemming dient te geschieden met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De regels in de artikel 13 (Wonen) worden (voor zover mogelijk) van toepassing;
  • b. Er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden opgericht tot een maximum aantal van 5 woningen;
  • c. De woningen passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. De woningen passen in het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
  • e. De situering van de gebouwen dient door middel van een aanduiding 'bouwvlak' en een aanduiding 'bijgebouwen' te worden aangeduid op de verbeelding van het uitwerkingsplan;
  • f. De woningen mogen slechts worden gebouwd indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde van maximaal 55 dB, welke voor de woningen als hoogste toelaatbare geluidbelasting bij de uitwerking in acht genomen moet worden;
  • g. De uitwerking moet zodanig plaats vinden dat sprake is van hydrologisch neutraal bouwen;
  • h. Uit noodzakelijk (milieu)onderzoek naar sectorale aspecten, zoals geluid, bodem, lucht, externe veiligheid, water, archeologie en flora & fauna moet blijken dat geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, c.q. dat de voor die sectorale aspecten geldende normen en grenswaarden niet zullen worden overschreden.''

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad a.   Het initiatief voorziet in de invulling van het plangebied met een woonbestemming. De regels van artikel 13 'Wonen' uit het vigerende bestemmingsplan zijn in dit uitwerkingsplan integraal overgenomen. Daarmee wordt voldaan aan deze uitwerkingsregel;  
ad b.   Het initiatief bevat vier grondgebonden woningen. Hiermee wordt voldaan aan de maximaal toegestane eis van vijf grondgebonden woningen;  
ad c.   De vier woningen van onderhavig plan zijn opgenomen in de ''Woonvisie Vught 2016''. Hiermee is aangetoond dat de woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma. Dit wordt verder uiteengezet in paragraaf 4.3.2;  
ad d.   Het initiatief past in het stedenbouwkundige beeld ter plaatse. De oriëntatie en de vorm van de woningen zijn zorgvuldig gekozen. Het profiel van de Esschestraat wordt doorgetrokken door aan te sluiten op de bestaande bebouwing. De hoekwoning sluit aan op de voorgevelrooilijn van de Van Rijckevorselstraat. Hierdoor wordt aansluiting gezocht met de bestaande stedenbouwkundige structuur. De bomen aan de Esschestraat blijven behouden. Hierdoor blijft de bestaande groenstructuur gehandhaafd;  
ad e.   De positie van de nieuw te bouwen woningen en de bijbehorende bijgebouwen, zijn door middel van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' aangeduid op de verbeelding van het uitwerkingsplan;  
ad f.   Het initiatief voldoet aan de voorkeurgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder. Dit is in paragraaf 5.1.4 verder uitgewerkt;  
ad g.   Er is sprake van hydrologisch neutraal bouwen. Dit is in paragraaf 5.3 verder uitgewerkt;  
ad h.   Het initiatief voldoet aan de milieuplanologische normen. Dit wordt verder uiteengezet in hoofdstuk 5.  

Conclusie

Aan de voorwaarden van de uitwerkingsregels wordt voldaan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens komen de directe omgeving en het plangebied aan de orde. Onderstaande afbeeldingen geven de bestaande situatie van de omgeving van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0004.png"

PLANGEBIED

2.1 Bebouwing en functies

De locatie van het plangebied ligt in de wijk Schoonveld. De belangrijkste functie binnen de wijk Schoonveld is wonen. De woningen zijn overwegend grondgebonden in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande (twee-aaneen) en geschakelde (aaneengebouwd) woningen. Naast woningen komen er in de wijk Schoonveld ook onderwijsinstellingen voor, die in een parkachtige omgeving gelegen zijn.

Het plangebied ligt in het woongebied op de hoek waar de woonstraten Van Rijckevorselstraat en Esschestraat samenkomen. De locatie van het plangebied is op dit moment in gebruik als parkeerterrein. De bestaande woonbebouwing vormt de rand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0005.jpg"

FOTO VANAF DE ESSCHESTRAAT, RECHTS DE VAN RIJCKEVORSELSTRAAT

2.2 Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten door de Van Rijckevorselstraat en de Esschestraat. Via deze straten zijn de gebiedsontsluitingswegen zoals de Van Voorst tot Voorststraat bereikbaar. Via deze wegen zijn de N65 en de Rijksweg A2 bereikbaar. Het station van Vught ligt in het noorden van de wijk Schoonveld.

2.3 Groen en water

Zowel de Esschestraat als de Van Rijckevorselstraat hebben een groen karakter, met name gevormd door de grote bomen in een laanstructuur. Zoals vermeld is het plangebied grotendeels functioneel ingericht als parkeerterrein. Aan weerszijden van dit parkeerterrein bevinden zich groenstructuren met hierop in totaal zes bomen, zoals zichtbaar is op de onderstaande afbeelding. In het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0006.png"

FOTO VAN DE GROENSTRUCTUUR VAN HET PLANGEBIED

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.

3.1 Bebouwing en functies

Het initiatief omvat het realiseren van vier NOM-woningen bestaande uit twee lagen met een kap. De oriëntatie en de vorm van de woningen zijn zorgvuldig gekozen. De nieuw te bouwen woningen worden met de voorgevel in de bestaande denkbeeldige rooilijn van de Esschestraat gebouwd. De hoekwoning overschrijdt de denkbeeldige voorgevelrooilijn van de Van Rijckevorselstraat niet. Hierdoor wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande stedenbouwkundige structuur. De goot- en bouwhoogte van onderhavig planvoornemen bedragen respectievelijk 5,80 meter en 10,5 meter. In bijlage 1 is het ontwerp van het bouwplan bijgevoegd.

De drie bomen in een laanstructuur aan de Esschestraat blijven binnen het initiatief behouden. Daarnaast is het wenselijk dat twee van de drie bomen aan de zuidkant van het plangebied behouden blijven. Mocht dit niet haalbaar zijn dan is de aanplanting van een nieuw exemplaar wenselijk. Onderhavig initiatief sluit ten slotte aan op de thans bestaande brandgang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0007.png"

INDICATIEVE INRICHTINGSSCHETS

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeer

De verkeersaantrekkende werking van het plan is berekend met behulp van de kengetallen uit de digitale publicatie "ASVV 2012". Uitgangspunt is het gemiddelde kengetal in de kolommen 'matig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Op basis van de vier te realiseren woningen en het kengetal van gemiddeld 7,1 motorvoertuigen per etmaal is er in totaal sprake van een verkeersaantrekkende werking van 29 motorvoertuigen per etmaal. De Van Rijckevorselstraat en Esschestraat kunnen deze toename aan.

3.2.2 Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten via de direct omliggende straten Van Rijckevorselstraat en Esschestraat. De woningen zijn georiënteerd op de Esschestraat. De parkeerplaatsen ten behoeve van de woningen liggen in de Van Rijckevorselstraat. De ontsluiting van de achterkant van de woningen (via de brandgang) gaat eveneens via deze straat.

3.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Vught heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren'' vastgesteld. Daarin wordt de gemeentelijke nota ''Parkeerbeleid en Parkeernota 2012-2022'' van toepassing verklaard op het gehele grondgebied van Vught. Dit document wordt gebruikt bij het opstellen van de parkeerbalans. Uitgangspunt is de parkeernorm in de kolom 'Vught rest bebouwde kom'. In overeenstemming met de gemeente moeten er (4 x 1,6 =) 7 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. In onderhavig plan zijn deze dan ook opgenomen, zoals weergegeven in de inrichtingsschets.

Met betrekking tot de compensatie van de parkeerplaatsen die verdwijnen op de locatie is geconstateerd dat er voldoende ruimte in de direct omliggende straten is om dit te compenseren. In 2016 en 2017 zijn parkeeronderzoeken uitgevoerd. Uit deze parkeeronderzoeken blijkt dat het gebruik van de parkeervoorziening zeer beperkt is, respectievelijk 3 en 4 van de 20 beschikbare parkeerplaatsen waren destijds benut. Tevens blijkt dat de parkeerdruk in de directe omgeving van de parkeervoorziening ook relatief beperkt is. In alle gevallen blijft de parkeerdruk onder de 90%. (Bron: Raadsvergadering gemeente Vught, 28 februari 2019; agendapunt 7.2).

3.3 Groen en water

Het initiatief behoudt de bomen aan de Esschestraat, hierdoor blijft de groenstructuur gehandhaafd. Het initiatief past in het stedenbouwkundige beeld ter plaatse. In het plangebied wordt geen oppervlaktewater aangelegd.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig initiatief draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de woningen is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen)
  • er wordt gebruikt gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
  • de woningen worden volgens het 0-op-de-meter-principe gebouwd.
3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig initiatief voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • zo min mogelijk verharding / halfverharding;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabants leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van vier NOM-woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven:

ad 1.   De energietransitie is tweeledig, enerzijds het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens moeten voldoen aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen. De vier woningen worden als nul-op-de-meter woningen gebouwd. Dit houdt in, dat ze evenveel energie opwekken als verbruiken. Het initiatief voldoet daarmee de doelstelling van de energietransitie;  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is voor woningbouw. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt;  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. De vier woningen worden gerealiseerd op basis van een uitwerkingsverplichting. De gemeente Vught heeft in haar beleid dan ook rekening gehouden met de bouw van woningen op deze locatie;  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan de opgaven van de 'Omgevingsvisie Noord-Brabant'.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied 'Landelijke kern'. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV woningen toegestaan, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt aan de voorwaarden getoetst.

Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
    Onderhavig planvoornemen heeft een geringe omvang, waardoor het niet is opgenomen binnen de regionale afspraken.
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
    Onderhavig planvoornemen zorgt voor een woningbouwontwikkeling op een geschikte locatie binnen de kern Vught. Deze ontwikkeling moet minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen voldoen. Daarnaast wordt deze woonlocatie gerealiseerd als stedelijke inbreiding, waardoor binnen het stedelijke gebied van de gemeente Vught de stedelijke opgaven worden verwezenlijkt.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving; Onderhavig planvoornemen is stedenbouwkundig ingepast (zie hoofdstuk 3). Daarnaast voldoet het plan aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
  • b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van vier NOM-woningen, waarbij een logische afronding van de straat ontstaat. Hiermee draagt dit planvoornemen bij aan een zorgvuldig ruimtegebruik.
  • c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
    Onderhavig planvoornemen biedt met de realisatie van vier extra woningen mogelijkheden voor duurzaam gebruik van de bebouwing. Dit wordt verder uitgewerkt in het bouwplan behorende bij dit planvoornemen.
  • d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    Onderhavig planvoornemen voldoet aan de in hoofdstuk 5 benoemde eisen voor de opvang en afvoer van hemelwater. Hiermee wordt voldaan aan dit sublid.
  • e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
    Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een verandering/aanpassing met betrekking tot duurzame mobiliteit. Dit sublid is niet van toepassing.
  • f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
    Onderhavig planvoornemen draagt met de realisatie van vier extra woningen bij aan de continuïteit van Vught als woon-/verblijfslocatie. Daarnaast wordt de gemeentelijke economie gestimuleerd doordat de bewoners van deze locatie normaliter uitgaven binnen de gemeentegrens doen.
4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderij. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.

Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat er vier nieuwe NOM-woningen wordt gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Vught. Hiermee ontstaat een logische afronding van de straat.

De situering van de woning sluit aan bij de verkavelingsstructuur in directe omgeving. Er wordt zowel aansluiting gezocht bij de omliggende percelen en woningen qua afmeting en inhoud van de bebouwing.

Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van vier extra woningen binnen de kern Vught, waarbij de woning aansluit bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 4.3.2). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.

4.2.2.4 Conclusie

Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie Vught

Op 19 december 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Vught vastgesteld, waarin de gemeentelijke ruimtelijke structuren voor een periode van 10 tot 15 jaar zijn vastgelegd.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de bebouwde kern van Vught. De structuurvisie voorziet in de volgende relevante punten:

  • het aanpakken van verouderde plekken;
  • gemeentelijke sturing bij transformaties op een hoogwaardige invulling op het gebied van: ordening, materialisering en vormgeving en het behouden en benutten van de huidige kwaliteiten;
  • gemeentelijke sturing op de principes van energiezuinig bouwen.

Analyse

Het plan omvat de bouw van vier NOM-woningen. De gemeente heeft deze locatie aangewezen als inbreidingslocatie voor woningbouw. En stuurt hierbij op een hoogwaardige invulling van het gebied en stuurt op de principes van energiezuinig bouwen. Het initiatief sluit daarmee aan bij de uitgangspunten van de structuurvisie.

Conclusie

Het plan past binnen de Structuurvisie Vught.

4.3.2 Woonvisie Vught 2016

De Woonvisie Vught 2016 bevat het gemeentelijke beleid inzake wonen voor de periode 2016-2020; gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma met kwalitatieve en kwantitatieve ambities, activiteiten en maatregelen. De woonvisie zet in op het creëren van meer kansen voor starters, het bieden van mogelijkheden voor doorstromers, het creëren van geschikte woningen voor senioren en het stimuleren en faciliteren van verduurzaming van de Vughtse woningvoorraad.

Voorliggend initiatief past met de bouw van vier NOM-woningen binnen de kaders van de Woonvisie Vught 2016; omdat deze woningen kunnen dienen als starterswoning, doorstroomwoning of seniorenwoning;

Conclusie

Het plan past binnen de Woonvisie Vught 2016.

4.3.3 Welstandsnota 2015

Het welstandsbeleid van de gemeente is opgenomen in de ''Welstandsnota gemeente Vught 2e herziening, 2015''. Het plangebied behoort hierin tot de zone 'Schoonveld', waarvoor welstandsniveau 2 geldt. Deze gebieden hebben een sterke ruimtelijke samenhang. Daarom is er een zorgvuldige afstemming van nieuwe bouwkundige ingrepen nodig. Toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning.

4.3.4 Nota Groen

De Nota Groen Verbindt bevat het gemeentelijke beleid inzake groenstructuren. Hierin zijn voor dit initiatief twee richtinggevende doelstellingen geformuleerd, deze luiden:

  • De bestaande en gewenste groenstructuur beeldend weergeven met als uitgangspunt een duurzame en karakteristieke groenstructuur. Hierbij wordt ingezet op het beschermen, behouden, verbinden en versterken van de huidige groenstructuren. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van de gewenste groenstructuur.
  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient een ruimtelijke procedure doorlopen te worden. Hierbij wordt op basis van de inventarisatieprocedure ingezet op het uitgangspunt: behouden - verplanten - kappen.

Voorliggend plan zet in op het behoud van de bestaande bomen aan de straatzijde van de Esschestraat. Deze bomen zijn structuurbepalend in de groenstructuur van deze straat.

Conclusie

Het plan past binnen de Nota Groen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma uit Oirschot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Kruising Esschestraat - Van Rijckevorselstraat te Vught" (29 april 2019, 1900615). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.

Lankelma concludeert dat in de uitkomende grond geen waarnemingen zijn gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid. Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde. De bodem is voldoende schoon voor de beoogde ontwikkeling.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn geen wettelijke normen opgenomen voor PFAS. Het vormt daarom ook geen onderdeel van het verkennend bodemonderzoek conform de NEN5740. Het tijdelijk handelingskader voor PFAS heeft betrekking op het Besluit bodemkwaliteit. Een regeling die betrekking heeft op grondverzet en in het bijzonder het toepassen van grond en baggerspecie, wat niet van toepassing is in de beoogde ontwikkeling. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang dat aangetoond wordt dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Dit is aangetoond door middel van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek van Lankelma conform NEN5740 en NEN5707. Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied niet negatief beïnvloed wordt.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat, als gevolg van het plan, voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is slechts van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
De omliggende inrichtingen mogen milieubelastende activiteiten uitvoeren die leiden tot een maximale milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 meter. Het dichtstbijzijnde bedrijf in de directe omgeving ligt op een afstand van 80 meter. Dit is ruim boven de richtafstand. Er liggen dus geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Tevens vormt het plan geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (transportroutes). Op de Risicokaart is te zien dat in de directe nabijheid van het plangebied de spoorlijn ’s-Hertogenbosch - Eindhoven ligt. Deze route maakt onderdeel uit van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), de Regeling basisnet en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) het relevante toetsingskader. Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico

Er hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Indien de risicobron op meer dan 200 meter afstand van het plangebied is gelegen hoeft geen berekening plaats te vinden van de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren of de (toename van) de hoogte van het groepsrisico. Het plangebied ligt op circa 340 meter van de spoorlijn ’s-Hertogenbosch - Eindhoven, hiermee voldoet het initiatief aan het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn 's- Hertogenbosch – Eindhoven ligt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde van de fN-curve. De ontwikkeling van het plangebied veroorzaakt een kleine toename in de hoogte van de fN-curve. Onder de huidige situatie wordt verstaan de situatie op basis van de huidige bebouwing en de toekomstige transporten na realisatie van de zuidwestboog bij Meteren. De toekomstige situatie is de situatie na realisatie van het plan en de zuidwestboog bij Meteren.

De hoogte van het groepsrisico vormt geen belemmering voor de planrealisatie. Het bevoegd gezag dient de hoogte van het groepsrisico te verantwoorden.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geluid
5.1.4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.4.2 Verkeerslawaai

Wegverkeerslawaai
In de directe omgeving liggen enkel wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt gelegen. Wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt hebben geen onderzoekszone en vallen als zodanig buiten het regime van de Wet geluidhinder. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient echter beoordeeld te worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt wel binnen de onderzoekszone (600 meter) van de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch. De afstand van het spoor tot het plangebied bedraagt circa 320 meter. Voor spoorweglawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Spoorweglawaai kent geen vermindering van de berekende geluidbelasting, zoals deze middels artikel 110g Wgh voor wegverkeerslawaai geldt.

Op een afstand van 100 meter vanaf het spoor, en eveneens aan de Esschestraat (nummer 19), ligt het wijzigingsplan 'Globe GZB'. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken is er op 4 augustus 2016 een akoestisch onderzoek uitgevoerd, bijgevoegd in bijlage 3. De conclusie uit dit rapport is dat voor zowel het wegverkeerslawaai als het spoorweglawaai, de bouw van de woningen akoestisch gezien mogelijk is, mits voldaan wordt aan de eisen uit het Bouwbesluit ten aanzien van geluidwering. Omdat onderhavig plan op een grotere afstand ligt van het spoor en er sprake is van de afschermende werking van de tussenliggende gebouwen, kan gesteld worden dat dit initiatief ook aan de Wet geluidhinder voldoet en er derhalve sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghUPvRijckevstr-VG01_0008.png"

LIGGING ONDERHAVIG PLANGEBIED TEN OP ZICHTE VAN GLOBE GZB

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Luchtkwaliteit
5.1.5.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.5.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat vier woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plangebied ligt in een omgeving met een autoweg [N65]. De afstand van het plangebied tot deze weg is relatief groot: circa 450 meter. Aan de hand van een monitoringstool (NSL-monitoringstool) kan de luchtkwaliteit in de omgeving van deze wegen worden bepaald. Daaruit volgt dat de concentratie van de stoffen PM10 en NO2 nabij deze weg al ruimschoots onder de grenswaarden blijft. Dat betekent dat de luchtkwaliteit binnen het plangebied ook voldoet. Er is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Milieueffectrapportage
5.1.6.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.6.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 - de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 100 hectare c.q. 2000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.6.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Vught heeft een kaart met archeologische verwachtingswaarden vastgesteld, maar heeft daar (nog) geen beleid aan gekoppeld. Op de kaart is het plangebied aangemerkt als gebied met een hoge archeologische waarde.

Het plangebied is thans ingericht als parkeerterrein. Bij de aanleg hiervan is de bodem tot een bepaalde diepte geroerd, maar op dit moment is (nog) niet bekend tot hoe diep precies. De nieuwe woningen worden op een stroken fundering gebouwd die op circa 70 cm diepte komt te liggen. De verwachting is dat het plan niet zal leiden tot verstoring van archeologische waarden, maar omdat dit momenteel niet met voldoende zekerheid is vast te stellen, wordt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Hierdoor worden mogelijk aanwezige archeologische waarden worden beschermd. Voorafgaand aan de bouw van de woningen zal door middel van een archeologisch onderzoek of anderszins worden aangetoond dat het plan niet leidt tot een verstoring van archeologische waarden.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

De provincie ziet het Brabantse erfgoed als belangrijk onderdeel van haar identiteit en wil het een plaats geven in de verdere ontwikkeling van Brabant. Daarom heeft ze haar ruimtelijk erfgoed opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Op basis van deze kaart wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied en omgeving geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming
De beoordeling van het plan ten aanzien van soortenbescherming is uitgevoerd door Staro Natuur en buitengebied uit Gemert: rapport ''Toets flora en fauna kruising Esschestraat en Van Rijckevorselstraat te Vught'' (24 april 2019, nr. 19-0109). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Staro de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:

  • 1. Er dient gewerkt te worden volgens de gedragscode voor de Alpenwatersalamander. Graafwerkzaamheden onder de hagen in het plangebied dienen uitgevoerd te worden tussen half april en half oktober;
  • 2. Het verwijderen van bomen en struiken in het plangebied wordt uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels, dat globaal loopt van half maart tot en met juli.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Gemeente Vught

Het gemeentelijk water- en rioleringsbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012 - 2017, dat op 22 december 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Gescheiden riolering in Vught
In totaal ligt in de gemeente ruim 200 kilometer vrijvervalriolering (vuil- en hemelwaterriolen). Nagenoeg overal ligt naast het vuilwaterriool ook een hemelwaterriool, behoudens een incidentele straat en delen van de 'Villawijk' waar alleen een vuilwaterriool ligt. In de gemeente Vught ligt nergens een gemengde riolering. Afvalwaterstromen moeten gescheiden blijven. Het is niet toegestaan hemelwater en afvalwater gemengd af te voeren. Dit geldt zowel voor het stedelijk gebied als voor het buitengebied. Hemelwater mag niet op het vuilwaterriool worden geloosd.

Hemelwater
Hemelwater moet op een verstandige wijze worden behandeld bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Met behulp van de afvoernormen kan de benodigde waterberging en/of retentievoorziening worden berekend. Conform de landelijke uitgangspunten is de voorkeursvolgorde voor de te treffen compenserende maatregel: vasthouden - bergen - afvoeren. Op eigen terrein vasthouden en bergen (infiltreren) heeft de voorkeur. In eerste instantie is de perceeleigenaar zelf verantwoordelijk voor de verwerking op zijn/haar terrein. De zorg voor het verwerken van schoon hemelwater rust (in elk geval) op de perceeleigenaar.

5.3.2.4 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021
    Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021.
  • Brabant Keur
    Voor de beheergebieden van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel geldt dezelfde keur: Brabant Keur. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer (kwantiteit) en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.
    Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:
    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
  • Hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO)
    De bouw of uitbreiding van woningen en bedrijven resulteert vaak in een toename aan dak- en erfverharding. Hemelwater dat op deze daken valt wordt meestal óf via het rioolstelsel óf via watergangen afgevoerd. Bij hevige regenval kan op verschillende plaatsen wateroverlast ontstaan doordat in korte tijd veel hemelwater tot afstroming komt. Bovendien zorgt de versnelde afvoer op de hoge zandgronden in Brabant ook nog eens voor verdrogingsproblemen, aangezien het water niet de tijd krijgt om het grondwater aan te vullen. Daarom vraagt het waterschap om voor het hemelwater onderstaande waterkwantiteitstrits toe te passen voor schoon hemelwater, afkomstig van verhard oppervlak:

1. Hergebruik

2. Vasthouden / infiltreren

3. Bergen

4. Afvoeren naar oppervlaktewater

5. Afvoeren naar een rioolstelsel

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Bodemopbouw
Om de bodemopbouw te bepalen heeft MILON milieu-onderzoek BV uit Schijndel een verkennend bodemonderzoek laten uitvoeren: rapport "Verkennend bodemonderzoek aan de Esschestraat te Vught, (2 september 2002, 22426). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6. Het perceel is verhard met klinkers. De bovengrond bestaat uit matig tot sterk humeus, matig fijn zand. Daaronder wordt matig humeus, matig fijn zand aangetroffen. De waterdoorlatendheid is redelijk.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater in de directe omgeving is de Schoonveldsingel, op een afstand van ongeveer 95 meter.

5.3.3.3 Grondwater

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek is de grondwaterstand bepaald op 1,95 m -mv.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing, bestrating en erfverharding) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie. In de laatste kolom staat de toe- of afname beschreven.

omschrijving   bestaand   nieuw   toe- of afname  
bebouwing   0   m2   225   m2   +225   m2  
bestrating (openbaar)   440   m2   0   m2   -440   m2  
erfverharding (privé)   0   m²   170   m²   +170   m²  
totaal   440   m2   395   m2   -45   m2  

De totale afname van de verharding is 45 m2.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

In de huidige situatie is de benodigde berging (440 x 0.06 =) 26,4 m³ aan regenwater. Dit wordt afgevoerd op het gescheiden rioleringssysteem van Vught. In de nieuwe situatie, waarbij het verhard oppervlak afneemt met 45 m², is de benodigde berging (395 x 0,06 =) 23,7 m³ aan regenwater. Dit is minder dan in de huidige situatie. In overeenstemming met het beleid van de gemeente Vught wordt voor dit bouwplan uitgegaan van een oplossingsrichting waarbij hemelwater ter plaatse van bestrating, parkeergelegenheden en tuinen in de bodem infiltreert. Hemelwater dat op daken valt, mag worden afgevoerd middels een gescheiden systeem waarna het wordt aangeboden aan het bestaande gescheiden gemeentelijk riool.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Esschestraat geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.2 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het uitwerkingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het uitwerkingsplan.

Het uitwerkingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1 )
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2 )
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen (Artikel 3)

In dit artikel zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden bestemd voor wonen in aaneengebouwde woningen. De hoofdgebouwen dienen voorzien te worden van een bouwvlak en de bijgebouwen dienen voorzien te worden van een aanduiding 'bijgebouw'.

Waarde - Archeologie (Artikel 4)

Ter bescherming van mogelijk voorkomende archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen die de uitvoer van een archeologisch onderzoek voorafgaand aan bodemingrepen verplicht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5 )
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 6 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels (artikel 7 )
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8 )
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene procedureregels (artikel 9 )
In dit artikel is opgenomen, voor zover van toepassing, de procedure voor het opleggen van nadere eisen. De nadere eisen maken geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning en kennen een eigen, vrij in te vullen, procedure op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De opgenomen procedure biedt de mogelijkheid om binnen de termijn van een reguliere omgevingsvergunning een besluit over de nadere eisen te nemen.

Overige regels (artikel 10)

Dit artikel bevat regels ter bescherming van de in het plangebied aanwezige waarden. Daarnaast is een koppeling gelegd met de "Paraplubestemmingsplan Parkeren".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11 )
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12 )
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het uitwerkingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpuitwerkingsplan
  • 3. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld uitwerkingsplan.

8.1 Terinzagelegging ontwerpuitwerkingsplan

Het ontwerpuitwerkingsplan heeft in de periode van 4 juni tot 15 juli 2020 ter inzage gelegen. In deze termijn van 6 weken zijn twee zienswijzen ontvangen, zie bijlage 7. De zienswijzen zijn deels gegrond en deels ongegrond. De ingebrachte zienswijze geeft aanleiding tot het aanpassen van paragraaf 3.2.3, maar geeft geen aanleiding om terug te komen op het voornemen om medewerking aan het uitwerkingsplan te verlenen. De reactie uit het vooroverleg heeft geen gevolgen op de inhoud van het plan.

In het uitwerkingsplan zijn daarnaast de volgende ambtshalve wijzigingen doorgevoerd:

  • Het toevoegen van het ontwerp bouwplan als bijlage
  • Het toevoegen van een indicatieve inrichtingsschets.
  • Het aanpassen van de maximale bouwhoogte.
  • Het aanpassen de toelichting op parkeerdruk.

8.2 Vaststelling door college van burgemeester en wethouders

Het college heeft het uitwerkingsplan op 13 oktober 2013 formeel gewijzigd vastgesteld.