direct naar inhoud van Regels
Plan: Tiny houses Op de Bies Schimmert
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Op het wijzigingsplan zijn de begrippen behorende bij het moederplan 'Kern Schimmert' voor zover relevant, van toepassing.

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Tiny houses Op de Bies Schimmert' met identificatienummer NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01 van de gemeente Beekdaelen.

1.2 moederplan:

het bestemmingsplan 'Kern Schimmert' met identificatienummer NL.IMRO.0951.BPkernschimmert-VA25, alsdus vastgesteld door de raad op 18 juni 2013.

1.3 gemeenschappelijke ruimte:

ruimte die door bewoners dan wel omwonenden gezamenlijk gebruikt kan worden om samen te zijn en gemeenschappelijke activiteiten te organiseren.

1.4 tiny house:

een kleine vrijstaande woning met een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.5 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijhorende regels.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten van het bestemmingsplan 'Kern Schimmert' zijn onverminderd van toepassing op dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van tiny houses;
  • b. gemeenschappelijke ruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke ruimte';
  • c. tuin en erf behorende bij de woning;
  • d. groenvoorzieningen waarbij ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend groenvoorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van de instandhouding, versterking en ontwikkeling van de bestaande houtsingel met bomenrijen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' waar naast groenvoorzieningen één bijgebouw in de vorm van een berging c.q. fietsenstalling is toegestaan overeenkomt het bepaalde in 3.2.3 onder a;
  • e. verkeers- en parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  • f. ontsluitings- en voetpaden ter ontsluiting van de tiny houses;
  • g. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • h. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  • i. met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen in de vorm van tiny houses
  • b. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
3.2.2 Regels voor het bouwvlak
  • a. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal woningen dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
  • c. Woningsplitsing is niet toegestaan.
  • d. De hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 4,00 m, met uitzondering van vides.
  • e. De bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6,00 meter, uitgezonder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke ruimte' waar de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
  • f. Het netto vloeroppervlak van een hoofdgebouw exclusief overkapping bedraagt maximaal 50 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke ruimte' waar het netto vloeroppervlak maximaal 85 m2 mag bedragen.
  • g. De netto inhoud van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 300 m3, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke ruimte' waar de netto inhoud maximaal 510 m3 mag bedragen.
  • h. De afstand tussen een hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraag minimaal 2,00 meter.
  • i. dakterrassen en dakopbouwen zijn niet toegestaan.
3.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bijgebouwen in de vorm van bergingen, schuurtjes of tuinhuisjes behorende bij de tiny houses zijn uitgesloten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' waar 1 bijgebouw in de vorm van berging c.q. fietsenstalling is toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 20 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als onderdeel van de tiny houses of gemeenschappelijke ruimte zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping, met dien verstande dat per afzonderlijk tiny house of gemeenschappelijke ruimte een overkapping is toegestaan van maximaal 20 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter of doorlopend met het dakvlak van het hoofdgebouw, en met minimaal één zijde en maximaal twee zijden is gekoppeld aan het tiny house of gemeenschappelijke ruimte.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, (vlaggenmasten, lichtmasten, speeltoestellen) zijn toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 6 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:

  • a. het overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak zoals bepaald in artikel 26.4 van het moederplan;
  • b. het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen zoals bepaald in artikel 26.5 van het moederplan;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte zoals bepaald in artikel 26.6 van het moederplan.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
3.5.2 Gebruik van de opstallen

Onder verboden gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. beroeps-, bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor vuurwerk;
  • b. detailhandel;
  • c. groothandel;
  • d. horeca
  • e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een middelhoge gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de IJzertijd tot en met Nieuwe tijd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarbij archeologievriendelijk wordt gebouwd (op palen) en er, afgezien van de funderingen, niet dieper ontgraven wordt dan 50 cm onder het huidige maaiveld;
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van het gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien naar het oordeel van het bevoegde gezag:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek, op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden;
  • c. op basis van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek, op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, blijkt dat mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem, of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
4.3.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 4.3.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,5 meter;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
4.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • b. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 21.4.1 van toepassing is;
  • d. die ten dienste van archeologische onderzoek worden uitgevoerd;
4.4.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 4.4.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek, op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen nadat karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek, op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, .heeft aangetoond dat geen sprake is van enige archeologische waarden en de gronden archeologisc vrijgegeven kunnen worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hiervoor gelden de algemene regels behorende bij het moederplan 'Kern Schimmert' voor zover relevant.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorhee n geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Tiny houses Op de Bies Schimmert'.