direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tiny houses Op de Bies Schimmert
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de noordkant van de kern Schimmert (gemeente Beekdaelen) is op de hoek Op de Bies/Valkenburgerweg een braakliggend terrein gelegen. Het planvoornemen bestaat uit de ontwikkeling van dit braakliggend terrein voor de realisatie van 11 permanente tiny houses met een groene c.q. duurzame gemeenschappelijke ruimte in de vorm van een paviljoen, gelegen in het groen. Ten zuiden van het plangebied wordt aanvullend eventueel een voedselbos gerealiseerd.

De gemeente Beekdaelen ziet aanknopingspunten in het ruimtelijk beleid voor de voorgenomen ontwikkeling. In het geldend bestemmingsplan 'Kern Schimmert' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 10.7 en 27.4) waarmee Burgemeester en wethouders de bestemming 'Detailhandel' kunnen wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid wordt de procedure ex artikel 3.6 Wro gevolgd.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordkant van kern Schimmert op de hoek Op de Bies/Valkenburgerweg. Het plangebied omvat kadastraal het perceel Schimmert, sectie B, perceelnummer 2400. Ten zuiden van het plangebied wordt aanvullend eventueel een voedselbos gerealiseerd op perceel 92.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0001.png"

Kadstraal perceel plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan 'Kern Schimmert' (vastgesteld 18 juli 2013). De betreffende gronden zijn in dit plan voorzien van enkelbestemming 'Detailhandel - Tuincentrum'. Tevens geldt ter plaatse van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en gebiedsaanduiding 'buiten rode contour'. Binnen het plangebied is aan de noordkant een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' gesitueerd.

Ter plaatse van de aanduiding ‘buiten de rode contour’ moeten, in het kader van het LKM, vergunningsplichtige bouwwerken landschappelijk ingepast worden waardoor de ontwikkeling buiten de rode contour gecompenseerd wordt door een kwaliteitsbijdrage in de vorm van beplanting (groencompensatie) met dien verstande dat:

  • de groencompensatie dient plaats te vinden op het perceel waar de bouwactiviteiten plaatsvinden;
  • de groencompensatie dient plaats te vinden op basis van een door burgemeester en wethouders geaccordeerd beplantingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0002.png" Uitsnede vigerend bestemmingsplan met plangebied rood omlijnd

De gronden bestemd als Detailhandel -Tuincentrum zijn bestemd voor :

  • a. tuincentrum;
  • b. aan een tuincentrum gerelateerde detailhandel;
  • c. detailhandel in de vorm van verkoop van vijverbenodigdheden;
  • d. groothandel in tuincentrum gerelateerde producten;
  • e. bedrijfswoningen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', alwaar geen bedrijfswoning is toegelaten;
  • f. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  • g. en daarbij behorende voorzieningen.

Op basis van deze bestemmingsomschijving zijn woningen in de vorm van tiny houses en een gemeenschappelijke ruimte in de vorm van een paviljoen planologisch-juridisch niet toegestaan. Derhalve is hiervoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 10.7 waarin doorverwezen wordt naar artikel 27.4, waarin de volgende voorwaarden zijn gesteld:

  • a. de toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijke vigerende woonbeleid;
  • c. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu gegarandeerd kan worden;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • h. bij percelen gelegen buiten de contour zoals opgenomen in het POL is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing;
  • i. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19.2, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.

In Hoofdstuk 4 is per voorwaarden aangegeven op welke wijze hieraan wordt voldaan.

Het voedselbos ter plaatse van perceel 92 is op basis van de vigerende bestemming 'Agrarisch' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Nuth' planologisch-juridisch rechtstreeks toegestaan. Derhalve maakt dit deel van het planvoornemen geen onderdeel uit van onderhavig wijzigingsplan.

1.4 Leeswijzer

In voorliggende toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in Hoofdstuk 2 het plangebied beschreven, waarna in Hoofdstuk 3 het planvoornemen wordt toegelicht. Vervolgens worden in Hoofdstuk 4 de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid behandeld. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. In Hoofdstuk 6 worden de effecten van het voornemen op de relevante milieu- en omgevingsaspecten getoetst. In hoofdstuk Hoofdstuk 7 is de juridische toelichting beschreven. In Hoofdstuk 8 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde. In Hoofdstuk 9 wordt de procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Omgeving van het plangebied

Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan bevindt zich ten noordoosten van de kern Schimmert, aan de rand van het buitengebied. Vanaf de kern van Schimmert vormt de straat Op de Bies een gebiedsontsluitingsweg met daaraan lintbebouwing van tweelaagse woningen met kap gesitueerd binnen een groen woon- en leefklimaat door de grote hoeveelheid groen op en tussen de percelen, als gevolg van de omvang van de woonpercelen. Ten westen van het plangebied is aansluitend op de lintbebouwing een tuincentrum gelegen. Het plangebied is verder ten noorden, oosten en zuiden omgeven door agrarische gronden in een groene omgeving. Wel is aan de noord-oostzijde van het het plangebied een bedrijfsbestemmng gelegen in verband met de beoogde bedrijfsverplaatsing van het bedrijf aan de Hoofdstraat 31 te Schimmert. Op de hoek van Op de Bies en de Valkenburgerweg is grenzend aan het plangebied een kapel gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0003.png"

Luchtfoto omgeving plangebied

2.2 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de noordkant van kern Schimmert op de hoek Op de Bies/Valkenburgerweg. Het betreft op dit moment een braakgelegen locatie met houtsingels en bomenrijen aan de randen van het perceel. Tevens is aan de zuidzijde van het plangebied een vijver gelegen. De bomenrijen sluiten aan bij het groen in de directe omgeving van het plangebied en vormen een natuurlijke overgang in de richting van het aangrenzende buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0004.png"

Obliek met globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0005.png"

Aanzicht plangebied (links) vanaf Valkenburgerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0006.png"

Aanzicht plangebied vanaf Op de Bies

Hoofdstuk 3 Planvoornemen

3.1 Locatieontwikkeling

Aan de noordkant van de kern Schimmert (gemeente Beekdaelen) is op de hoek Op de Bies/Valkenburgerweg een braakliggend terrein gelegen. Het planvoornemen bestaat uit de realisatie van 11 permanente tiny houses met een groene c.q. duurzame gemeenschappelijke ruimte in de vorm van een paviljoen, gelegen in het groen. Ten zuiden van het plangebied wordt aanvullend eventueel een voedselbos gerealiseerd op perceel 92.

3.2 Inrichtingsplan met landschappelijke inpassing

Het inrichtingsplan voorziet in de realisatie van 11 permanente tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte in een 'groene setting'. De tiny houses en gemeenschappelijke ruimte worden worden binnen het aangeduide bouwvlak gerealiseerd. Dit bouwvlak wordt omringd door een bestaande houtsingel en bomenrijen waardoor het geheel reeds landschappelijk ingepast wordt. Tevens wordt voorzien in een gezamenlijke fietsenberging (max. 20 m2). Deze wordt gesitueerd nabij de gemeenschappelijke ruimte. De tiny houses worden in een organische rij gesitueerd, met ieder hun eigen 'buitenruimte', zodat er voldoende ruimte tussen de woningen aanwezig is. De tiny houses, aan de straatzijde, worden daarbij zodanig gesitueerd dat er voldoende afstand wordt gehouden tot de vigerende bedrijfsbestemming aan de overzijde van de weg om zodoende het woon- en leefklimaat te waarborgen. Ook wordt voldoende afstand tot de perceelsgrens (minimaal 10 meter) aangehouden in relatie tot het aangrenzende vijvercentrum.

De tiny houses hebben een maximum oppervlakte van 50 m2 met de mogelijkheid om een overkapping van 20 m2 te plaatsen. De bouwhoogte is maximaal 6 meter, waardoor het mogelijk is om eventueel een 2e bouwlaag te realiseren. Verder beschikken de tiny houses over een eigen buitenruimte.

De groene c.q. duurzame gemeenteschappelijke ruimte in de vorm van een paviljoen wordt centraal bij de entree gesitueerd, zodat dit een prominent onderdeel is van het planvoornemen. Deze ruimte is specifiek bedoeld voor gezamenlijk gebruik om samen te zijn en gemeenschappelijke activiteiten te organiseren. De centrale ligging van deze gemeenschappelijke ruimte nodigt hiertoe uit.

De ontsluiting vindt plaats via een insteek vanaf Op de Bies. Bij de entree zijn tevens de parkeerplaatsen (11 stuks) voorzien. Vanaf de entree zijn de tiny houses en gemeenschappelijke ruimte via voetpaden te bereiken. De tiny houses zijn dus niet rechtstreeks met de auto te bereiken, dit om verhardingen tot een minimum te beperken en het geheel een groene uitstraling te geven met biodiverse aanplanting en begroeiïng. Tevens wordt voorzien in een waterberging voor de opvang van het hemelwater afkomstig van de tiny houses, gemeenschappelijk ruimte en verhardingen.

Het voedselbos is aan de 'achterzijde, van het plangebied voorzien. Dit voedselbos is zowel bereikbaar vanuit het plangebied als vanaf de Valkenburgerweg. De beplanting in het voedselbos is gedifferentieerd qua soorten zodat er sprake is van een grote diversiteit, wat bijdraagt aan de landschappelijke en natuurwaarden voor de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0007.png"

Impressie schetsontwerp met landschappelijke inpassing (voedselbos)

3.3 Verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied is voorzien middels een insteek vanaf Op de Bies. Hiervoor wordt een doorsteek gemaakt door de bestaande houtsingel. Deze doorsteek wordt zodanig gesitueerd dat de bestaande parkeerplaatsen aan Op de Bies gehandhaafd kunnen worden. Als gevolg van de tiny houses neemt de verkeersgeneratie, uitgaande van kleine eenpersoonswoning, rest bebouwde kom/buitengebied, niet stedelijk gebied met minimaal 1,8 en maximaal 2,4 verkeersbewegingen per woning toe. Uitgaande van 11 tiny houses neemt de verkeersgeneratie met minimaal 19,8 en maximaal 26,4 verkeersbewegingen toe. Gezien de relatief beperkte toename van het verkeer ter plaatse is de infrastructuur ter plaatse toereikend om het verkeer afkomstig van de tiny houses af te wikkelen. De gemeenschappelijke ruimte is hierin niet meegenomen omdat deze primair bedoeld is ten dienste van de tiny houses en geen extra verkeer genereert.

Voor de tiny houses geldt, uitgaande van een kleine eengezinswoning, rest bebouwde kom/buitengebied, niet stedelijk gebied, een parkeernorm van minimaal 0,6 en maximaal 0,8 parkeerplaatsen. Uitgaande van 11 tiny houses is sprake van een parkeerbehoefte van minimaal 6,6 en maximaal 8,8 parkeerplaatsen. In totaal wordt op eigen terrein in 11 parkeerplaatsen voorzien. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Wijzigingsbevoegdheid

Het geldende bestemmingsplan maakt het, via een wijzigingsbevoegdheid in artikel 10.7 en 27.4, mogelijk om de locatie te herbestemmen tot woonlocatie. Het bouwvlak voor de Detailhandel komt hiermee te vervallen, maar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en gebiedsaanduiding 'buiten rode contour' blijven hiermee behouden.

De toetsing aan de wijzigingscriteria (art. 27.4) uit het geldend bestemmingsplan is in dit hoofdstuk ingevuld. Hieronder een resumé van de conclusies bij de relevante criteria. De betreffende tekst uit het artikel is hierna weergegeven, waarbij de toets/beoordeling in cursief is aangegeven.

Burgemeester en wethouders kunnen, in het kader van de actuele woningbouwprogrammering de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;

Het plangebied is een braakliggend terrein en maakt qua ruimtebeslag geen onderdeel uit van het tuincentrum. Het is een op zich zelf staand perceel en heeft geen enkele relatie met het aangrenzende tuincentrum. De planologisch-juridisch toegestane activiteiten in de vorm van een tuincentrum zijn niet aan de orde ter plaatse van het plangebied. De bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen' waarmee het exploiteren van de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' niet (meer) is toegestaan.

  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijke vigerende woonbeleid;

Met het planvoornemen wordt specifiek ingespeeld op de behoefte aan kleine verplaatsbare woningen op een vrije kavel, zogenoemde tiny houses. De tiny houses voorzien in een concrete behoefte, namelijk in woningen voor één/twee persoonshuishoudens. In dat kader is d.d. 19 juli 2019 een motie aangenomen om te kunnen voorzien in nieuwe woonvormen, waarbij de bewoners een kleinere voetafdruk op deze aarde achter willen laten en een oplossing kan worden geboden voor de huisvesting van jongeren en volwassen die bewuster willen omgaan met hun omgeving. In dat kader is er dan ook een proactieve houding gevraagd om te facilteren in de realisatie van tiny houses. Hiermee wordt voorzien in woningen voor een specifieke doelgroep.

Daarnaast is het planvoornemen ook regionaal afgestemd in het kader van de beleidsregel 'Ruim baan voor goede woningbouwplannen 2021'. Het planvoornemen voldoet in dat kader aan de drie gestelde criteria. In het ambtelijk overleg d.d. 12 mei 2022 zijn de tiny houses aangemerkt als een goed woningbouwplan. Bij mandaat heeft de secretaris van de Bestuurscommissie Wonen & Herstructurering bij brief van 23 juni 2022 ingestemd met het toevoegen van 11 Tiny Houses aan de regionale woningbouwprogrammering. Hierdoor past het planvoornemen binnen het gemeentelijk woonbeleid.

  • c. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu gegarandeerd kan worden;

Op de milieuaspecten (bedrijven en miliezonering, geur, bodem, externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit) wordt nader ingegaan in paragraaf 6.1.1 van deze toelichting. Tevens wordt in de paragrafen 6.2 t/m 6.5 ingegaan op diverse omgevingsaspecten, zoals leidingen, natuur, archeologie/cultuurhistorie en waterhuishouding. Op basis van de bevindingen en conclusies in deze paragrafen ten aanzien van deze aspecten kan geconcludeerd worden dat bij het realiseren van 11 tiny houses met een gemeenschappelijke verblijfruimte ter plekke van onderhavig plangebied sprake is van een aanvaardbaar woonmilieu en dit ook gegarandeerd kan worden.

  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;

De 11 tiny houses met een gemeenschappelijke verblijfsruimte worden gerealiseerd op een braakliggend terrein dat omzoomd is door een houtsingel en bomenrijen, aan het einde van de lintbebouwing van Op de Bies. Hier vormt het plangebied de overgang naar het aangrenzende buitengebied. De tiny houses en gemeenschappelijke verblijfsruimte worden gesitueerd binnen het bouwvlak. Het bouwvlak wordt omringd door een bestaande houtsingel en bomenrijen in een groene setting. Hierdoor zijn de (toekomstige) bebouwing niet of maar beperkt zichtbaar vanaf de straat dan wel het aangrenzende buitengebied. Tevens wordt de tiny houses terug gelegd ten opzichte van de voorste perceelsgrens om voldoende afstand te houden tot de bedrijfsbestemming aan de overzijde van de weg. Hiermee is het planvoornemen inpasbaar in het stedenbouwkundig beeld omdat dit door het behoud van de houtsingels en bomenrijen haar groene uitstraling behoudt. Deze groene uitstraling wordt ter plaatse nog eens versterkt door de aanleg van het voedselbos aan de achterzijde. De bomen binnen het bouwvlak worden mogelijk wel verwijderd om het wonen/plaatsen van de tiny houses mogelijk te maken.

  • e. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;

Het planvoornemen wordt ingepast in het stedenbouwkundige beeld ter plaatse (zie onder d). De bestaande houtsingel met bomenrijen blijven daarbij zoveel mogelijk gehandhaafd en worden versterkt door enerzijds de groene setting waarin de tiny houses worden gesitueerd en anderzijds door de aanleg van een voedselbos aan de achterzijde. Hiermee worden de landschappelijke en natuurlijke belangen niet onevenredig aangetast. De bomen binnen het bouwvlak worden mogelijk wel verwijderd om het wonen/plaatsen van de tiny houses mogelijk te maken.

Ten aanzien van de cultuurhistorische waarden en belangen kan gesteld worden dat het plangebied een braakliggend terrein is, zonder bebouwing. Er is binnen het plangebied daarmee op geen enkele wijze sprake van de aantasting van cultuurhistorische waarden en belangen. Het plangebied grenst wel aan de historische kern (lintbebouwing Op de Bies) en historische wegen. Hier vinden als gevolg van het planvoornemen geen wijzigingen plaats. Met de realisatie van het planvoornemen is dan ook geen sprake van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden.

Verder is - zoals tevens uiteengezet in paragraaf 6.1.1 - geen sprake van bedrijvigheid in de directe omgeving die, gezien de afstand, invloed kan hebben op het woonmilieu ter plekke van de nog te realiseren 11 tiny houses. Deze zijn op voldoende afstand gelegen van de bedrijfsbestemming aan de overzijde van de weg zodat voldaan wordt aan de richtafstand van 50 meter. Ten westen van het plangebied is, ter plaatse van de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum', een vijvercentrum gevestigd. Dit vijvercentrum is dermate kleinschalige qua omvang en activiteiten dat dit niet te vergelijken is met een regulier tuincentrum (Intratuin, Groenrijk) die grootschalige van aard zijn. In dat kader kan eerder uitgegaan worden van een detailhandelsfunctie waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt in plaatst van 30 meter bij een tuincentrum. De tiny houses worden dan ook op minimaal 10 meter vanuit de perceelsgrens/plangrens gesitueerd om hieraan te voldoen. Verder zijn door middel van een vaststellingsovereenkomst nadere afspraken gemaakt tussen het vijvercentrum, de vereniging voor de tiny houses en de gemeente Beekdaelen (zie Bijlage 1). Andersom kan eenzelfde conclusie worden getrokken: het omvormen van onderhavige locatie van detailhandeldoeleinden in reguliere woondoeleinden impliceert geen onevenredige aantasting of beperking van de mogelijkheden van omliggende functies. Tussen de tiny houses en respectievelijk de bedrijfsbestemming aan de overzijde en het aangrenzende tuincentrum wordt voldoende afstand aangehouden, zodat deze functies niet worden belemmerd in hun functioneren.

  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

Op de diverse milieu- en omgevingsaspecten (bedrijven en milieuzonering, geur, bodem, externe veiligheid, geluid luchtkwaliteit, leidingen, natuur, archeologie, cultuurhistorie en waterhuishouding) in relatie tot voorliggend planvoornemen wordt nader ingegaan in Hoofdstuk 6. Daaruit blijkt dat het plangebied geschikt is voor het gebruik voor reguliere woondoeleinden in de vorm van tiny houses met gemeenschappelijke ruimte.

  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);

In paragraaf 6.5 wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding in relatie tot voorliggen planvoornemen. Geconcludeerd wordt dat het aspect waterhuishouding geen onoverkomelijke belemmering vormen voor de bestemmingswijziging. Het hemelwater wordt volledig afgekoppeld en opgevangen in een centrale waterberging, waar het hemelwater kan worden gebruikt of, net als nu, in de bodem kan infiltreren. De waterhuishoudkundige situatie blijft hierdoor ter plaatse ongewijzigd.

  • h. bij percelen gelegen buiten de contour zoals opgenomen in het POL is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing;

In deze voorwaarde wordt verwezen naar de 'Pol-herziening Contourenbeleid'. Dit provinciale beleidsdocument is inmiddels vervangen door de provinciale beleidsregel 'Limburgs Kwaliteitsmenu 2012'. Op grond van dit beleid dienen 'rode ontwikkelingen' in het buitengebied (buiten de voormalige rode contour) gepaard te gaan met een kwaliteitsverbetering. De aard van de kwaliteitsverbeterende maatregelen is afhankelijk van het soort ontwikkeling en nader uitgewerkt in modules. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5.2.1.

Daarnaast is op basis van de vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'buiten rode contour' bepaald dat vergunningsplichte bouwwerken in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu landschappelijk ingepast moeten worden, waardoor ontwikkelingen buiten de rode contour gecompenseerd worden door een kwaliteitsbijdrage in de vorm van beplanting (groencompensatie). Het Limburgs kwaliteitsmenu is per 1 januari 2012 overgedragen aan de gemeente. De gemeente Beekdaelen hanteert daarbij de 'oude' modules vanuit het provinciale kwaliteitsmenu. In onderhavige situatie wordt hierin voorzien enerzijds door het behouden van de bestaande houtsingel en bomenrijen gelegen buiten het bouwvlak, waardoor het planvoornemen reeds landschappelijk ingepast is en anderzijds door de 'groene setting' waarin de tiny houses met gemeenschappelijke verblijfsruimte wordt gesitueerd en de aanleg van een voedselbos grenzend aan het plangebied. Hierdoor wordt de landschapswaarde ter plaatse versterkt en nadere invulling gegeven aan de landschappelijke inpassing.

  • i. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 19.2, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.

Met voorliggend wijzigingsplan worden de regels van het bestemmingsplan 'Kern Schimmert' één op één van toepassing verklaard c.q. overgenomen voor onderhavig plangebied. Op de verbeelding bij voorliggend wijzigingsplan zijn het bouwvlak weergegeven, alsook is middels de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum toegestane aantal woningen dat gerealiseerd mag worden vastgelegd., zodat daarmee voldaan wordt aan het bepaalde van artikel 19.2 uit het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is middels de functieaanduidingen ' groen', 'verkeer' en 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke' ruimte dat deze functies ter plaatse van deze aanduidingen zijn toegestaan. Daarnaast is het in de bouwregels van de bestemming 'Wonen' mogelijk gemaakt om één bijgebouw (met een maximum oppervlak en bouwhoogte) als gezamenlijke fietsberging ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' op te richten.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor de planlocatie.

Overigens betreft dit plan een wijzigingsplan op het moederplan; zijnde het geldende bestemmingsplan 'Kern Schimmert'. In dit bestemmingsplan zijn de beleidskaders al afgewogen bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid. Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is daarmee een invulling van de wenselijke ontwikkelingsrichting vanuit de geldende beleidskaders, die in het moederplan al is ingezet.

5.1 Rijksbeleid

5.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  • 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locatie bevindt zich aan de rand van het Stedelijk Netwerk Nederland van een landelijke kern. Het planvoornemen vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie om klimaatbestendig en natuurinclusief te bouwen. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

In gebieden waar de druk vanuit de landbouw op de omgeving (onder andere natuur en stedelijk gebied) te hoog is, wordt deze druk door gerichte inzet verminderd. Op regionaal niveau is hierbij een regierol weggelegd voor de provincies. In het regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd om gezondheids- en leefomgevingsrisico's in gebieden met zeer hoge veedichtheid te verminderen. Dat sluit aan bij de inzet op een transitie naar een verduurzaming van de veehouderij en de LNV-visie op de kringlooplandbouw. Met sectorpartijen en decentrale overheden is een gecombineerde aanpak langs twee sporen overeengekomen, namelijk een saneringsspoor en een verduurzamingsspoor. Daartoe wordt momenteel (onder andere) invulling gegeven aan de uitvoering van een aantal saneringsregelingen voor veehouderijen. Deze regelingen hebben onder andere als doel om de milieudruk van veehouderijen op omwonenden en natuurgebieden te verminderen en het landelijk gebied toekomstbestendig te maken.

Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermings-gebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd.

Gevolg planvoornemen

Middels het planvoornemen wordt een hoogwaardig groen gebied met een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd. Gezien de geplande aanleg van de bedrijfslocatie ten noordoosten van het plangebied kan gesteld worden dat het stedelijk netwerk van Schimmert verder uitgebreidt wordt. Het plangebied is tussen het stedelijk netwerk Schimmert en de uitbreidingslocatie gelegen, waardoor het plangebied in feite deel uitmaakt van het stedelijk netwerk Schimmert. Gezien de grote actuele woningbehoefte biedt onderhavig planvoornemen een oplossing op korte termijn door woningbouw binnen het plangebied te situeren. Het planvoornemen vindt plaats door klimaatbestendig en natuurinclusief te bouwen, alsmede het groene en gesloten karakter van het gebied te bewaren.

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat voorliggend plan passend is binnen de gestelde ambities van de Nationale Omgevingsvisie. Het planvoornemen draagt bij aan de door het Rijk gestelde doelstellingen voor het landelijk gebied.

5.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0008.png"

Uitsnede Barro met voorkeurstracé buisleidingen

Gevolg planvoornemen

Het plangebied is op basis van het Rarro gelegen in de buurt van een voorkeurstracé voor buisleidingen. Gezien de afstand tot het voorkeurstracé met bijbehorende beschermingszone, vormt het voorkeurstracé nu en in de toekomst geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

De Barro en het Rarro hebben dan ook geen consequenties voor onderhavige ontwikkeling en vormt derhalve geen belemmering voor het planvoornemen.

5.1.3 Bro: ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmings- c.q. wijzigingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 is een aantal wijzigingen op de ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.

De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.

Gevolg planvoornemen

Conform jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden gesteld dat met de oprichting van minder dan 12 woningen geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In onderhavige situatie is sprake van maximaal 11 tiny houses. Gezien het aantal van minder dan 12 woningen is hiermee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve kan een nadere toets aan de motivering duurzame verstedelijking achterwege blijven.

5.2 Provinciaal beleid

5.2.1 Limburgs Kwaliteitsmenu

Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde ‘rode contouren’ is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.

In z’n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van ‘kwaliteitswinst’. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) ‘groenfonds’. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.

Gevolgen planvoornemen 

Met onderhavig planvoornemen wordt de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' met een bouwvlak (ongeveer 1.095 m2) wegbestemd. Hiervoor in de plaatst worden 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte gerealiseerd met een totaal oppervlakte van ongeveer 870 m2 (11 x 70 m2 + 100 m2). Daarnaast wordt voorzien in een gezamenlijke fietsenstalling van ongeveer 20 m2. Het totaal bebouwd oppervlak komt hiermee op 920 m2. Hiermee neemt het te bebouwen oppervlak c.q. de bouwmogelijkheden met ongeveer 175 m2 af. Daarnaast worden de tiny houses met gemeenschappelijke ruimte gesitueerd binnen het bouwvlak. Het bouwvlak wordt omringd door een de bestaande houtsingel en bomerijen waardoor het geheel landschappelijk wordt ingepast. Deze inpassing wordt nog eens versterkt door de aanleg van een voedselbos (ongeveer 1.970 m2) aan de achterzijde van het plangebied (perceel 92). Daarnaast betreft het planvoornemen een meer wenselijke ontwikkeling dan op dit moment planologisch-juridisch mogelijk is binnen het plangebied op basis van het vigerende bestemmingsplan. Door het wegbestemmen van de detailhandelsbestemming, het verminderen van de bouwmogelijkheden, de groene setting en de aanleg van het voedselbos wordt voldoende invulling gegeven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.

5.2.2 Provinciale Omgevingsvisie (POVI)

In de op 1 oktober 2021 vastgestelde Omgevingsvisie Limburg heeft de provincie haar lange termijn visie vastgelegd. Deze Omgevingsvisie dient als vervanging van de provinciale Omgevingsvisie POL2014. De nieuwe Omgevingsvisie Limburg heeft betrekking op het beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving. De visie heeft betrekking op onderwerpen waarvoor de Provincie wettelijk verantwoordelijk is, maar ook onderwerpen die van groot (provinciaal) belang zijn voor de provincie Limburg. Overleg en samenwerking, solidariteit en vakmanschap staat daarbij voorop, net als de waarden kwaliteit en geluk en met aandacht voor alle stakeholders én de samenleving als geheel.

Op basis van de Limburgse Principes is het plangebied gelegen in het buitengebied (geel), grenzend aan de landelijke kern (rood) van Schimmert (lintbebouwing Op de Bies). Ten oosten van het plangebied is de groenblauwe mantel (groen) gelegen. De woningen ten noorden van het plangebied zijn eveneens in het buitengebied gelegen, evenals de bedrijfsbestemmig aan de overzijde van de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0009.png"

Uitsnede Omgevingsvisie Limburgse Principes

De gronden die gelegen zijn in de zone ‘Buitengebied’ betreffen alle gronden in het landelijk gebied die niet zijn gelegen in het 'natuurnetwerk' dan wel 'groenblauwe mantel'. Het betreffen met name gronden met een agrarisch karakter, waarbij (o.a.) ruimte wordt gegeven voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De provinciale beleidsaccenten in de zone ‘Buitengebied’ zijn gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe (landbouw)bedrijfslocaties, het terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.

Gevolg planvoornemen

Het planvoornemen sluit aan op de lintbebouwing Op de Bies van de kern Schimmert. Naast het huidige tuincentrum was hier ook de voormalige basisschool gevestigd. Dit in samenhang met de ontwikkeling aan de overzijde van de weg kan gesteld worden dat van een 'echt' buitengebied in aansluiting op de lintbebouwing geen sprake (meer) is ter hoogte van het plangebied. Door de aanwezige en toekomstige functies wordt de lintbebouwing in feite 'verlengd' waardoor het meer het karakter heeft van een landelijke kern dan buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0010.png"

Ligging plangebied in relatie tot lintbebouwing, bedrijfsbestemming overzijde weg en agrarisch gebied.

Door het wegbestemmen van de detailhandelsbestemming met bouwmogelijkheden, de groene setting waarin de 11 tiny houses met gemeenschapsruimte worden gesitueerd en de aanleg van een voedselbos is sprake van een planvoornemen die bijdraagt aan de kwaliteit van de ruimtelijke structuur ter plaatse in overgang naar het aangrenzende buitengebied. Er worden daarmee geen provinciale belangen geschaad.

5.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2014

Gelijktijdig met het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Daarin heeft de juridische doorwerking van het omgevingsbeleid uit het POL2014 plaatsgevonden. Hoewel in oktober 2021 inmiddels de nieuwe Omgevingsvisie Limburg is vastgesteld en voorsorterend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet in januari 2023 ook al de nieuwe Omgevingsverordening Limburg (2021) is vastgesteld, geldt vooralsnog de Omgevingsverordening Limburg 2014. De nieuwe verordening treedt pas in werking na bekendmaking, hetgeen wordt gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Op dat moment vervalt de Omgevingsverordening Limburg 2014.

Onderhavig plangebied is op basis van Beschermingszones natuur en landschap gelegen binnen de zonering 'Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg'. Tevens is het plangebied op basis van de omgevingsverordening gelegen in een 'Uitsluitingsgebied windturbines'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0011.png" Beschermingszones natuur en landschap

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0012.png"

Ligging plangebied binnen Uitsluitingsgebied windturbines

De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg, dient een een beschrijving te bevatten van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.Het planvoornemen valt niet onder de Verboden handelingen (art 4.5.1) binnen het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

De kernkwaliteiten in het Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid-Limburg zijn: het reliëf, het open-besloten karakter, het groene karakter en het cultuurhistorisch erfgoed.

Gevolg planvoornemen

Op basis van de topografische kaart in combinatie met de hoogtelijnen kan geconcludeerd worden dat er ter plaatse van het plangebied geen sprake is van reliëf. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied is 'vlak'. Het planvoornemen voorziet niet in 'grove' aanpassingen van het maaiveld. Wel zal met kleine hoogteverschillen een natuurlijke afwatering worden gerealiseerd. De bebouwing van de tiny houses met gemeenschappelijke ruimte wordt op het bestaande peil gesitueerd.

Het plangebied is omgegeven door een houtsingel met bomenrijen. Buiten het bouwvlak blijft deze houtsingel met bomenrijven gehandhaafd. De tiny houses met gemeenschappelijke ruimte worden binnen het bouwvlak gesitueerd. Het bouwvlak wordt omringd door een bestaande houtsingel. Alleen aan de zijde van Op de Bies wordt een insteek gemaakt als entree voor de ontsluiting. Het gesloten karakter van het plangebied richting het aangrenzende buitengebied blijft hierdoor gehandhaafd en wordt zelfs versterkt door de aanleg van een voedselbos aan de achterzijde van het plangebied. Dit heeft verder geen consequenties voor het open karakter van het aangrenzende buitengebied dat overwegend uit agrarische gronden (weiland en akkerbouw) bestaat, gezien de beperkte oppervlakte van het voedselbos en de clustering met de bestaande houtsingel.

Het plangebied is braakliggend en onbebouwd. Er zijn dus geen rijks- of gemeentelijke monumenten binnen het plangebied aanwezig. Verder maakt het plangebied ook geen onderdeel uit van een historische kern. Er zijn met het planvoornemen dan ook geen cultuurhistorische waarden in het geding (zie tevens paragraaf 6.4.2.

Tot slot is het plangebied gelegen in een gebied waar windturbines zijn uitgesloten. Het planvoornemen voorziet niet in windturbines waardoor dit niet aan de orde is.

Het planvoornemen is passend binnen de Omgevingsverordening Limburg.

5.3 Gemeentelijk beleid

5.3.1 Strategische visie Beekdalen

In de beleidsnotitie 'Leven en werken in het landschap' (vastgesteld 8 januari 2019) zijn de strategische hoofdlijnen voor een visie van Onderbanken-Nuth-Schinnen (ONS) vastgelegd. In deze strategische visie gaat de aandacht hoofdzakelijk uit naar de kwaliteitsimpuls en nieuwe ambities van de gemeente Beekdalen vanuit het motto 'Leven en werken in het landschap'. In de sameleveving als geheel voltrekken zich grote veranderingen. Dit betekent dat er nieuwe opgaven wachten. Dat biedt tegelijkertijd kansen voor de gemeente om zich nadrukkelijker te profileren. Het gaat daarbij om de volgende veranderingen:

  • Verduurzaming van de energievoorziening en verandering van het klimaat. Klimaatakkoorden leiden tot grote opgaven tot op huishoudenniveau m.b.t. energiebesparing en –opwekking.
  • Verandering van de fysieke leefomgeving. De landbouw verandert, net als het omgaan met de natuur. Voortgaande verstedelijking en tegelijkertijd krimp leidt tot druk op de leefomgeving en een vraag om verduurzaming. Daar komt bij de decentralisatie van beleid t.g.v. de Omgevingswet.
  • Veranderingen in het sociaal domein. Met de 3 D’s ziet de gemeente zich gesteld voor nieuwe inhoudelijke opgaven en de manier waarop de samenleving hierbij een rol krijgt. De opgaven zullen voor een deel op regionale schaal moeten worden opgepakt.
  • Bevolkingsafname en vergrijzing. De bevolkingsafname in Limburg speelt al vele jaren en heeft op diverse terreinen (wonen, onderwijs, zorg, economie, verenigingsleven etc.) invloed op de vitaliteit van de steden en kleinere kernen. Hier is in het afgelopen decennium zeker in de Parkstad-regio al actief op ingespeeld. Omgaan met bevolkingsafname is daar inmiddels verankerd in beleid. Behoud van vitaliteit in de dorpen en kernen blijft een belangrijke opgave voor de komende jaren.
  • Veranderende identiteit in een globaliserende wereld. De wereld en de nabije omgeving van mensen veranderen snel. Elke burger is een wereldburger, maar zoekt tegelijkertijd naar behoud van identiteit dichtbij.

Op basis hiervan zijn in samenhang met de urgente transities vier strategische ontwikkelperspectieven te benoemen waarlangs de gemeente Beekdaelen zich krachtig wil profileren en ontwikkelen. Dit zijn:

  • Excellent wonen en vitale kernen:
    • a. Investeren in leefbare en vitale kernen en het organiseren van een toereikend voorzieningenniveau, adequate zorgverlening en maatschappelijk participatie.
    • b. Ontwikkelen van een lokaal passend woningaanbod door transformatie respectievelijk herstructurering van bestaande bebouwing en het afstemmen van landschappelijk wonen in Beekdaelen op de regionale behoefte
    • c. Verduurzamen en levensloop bestendig maken van bestaande woningvoorraad.
  • Landschappelijke ontwikkeling als kans voor lokale en regionale opgaven:
    • a. Ontwikkeling van een duurzame groene as van de Geleenbeek naar de Roode Beek, van Schimmert, Schinnen naar Schinveld tot grensoverschrijdend naar Selfkant en Gangelt.
    • b. Nieuwe allianties voor beheer en onderhoud van het landschap.
    • c. Ontwikkelen van verdienvermogen door natuur en groen te koppelen aan de kansen voor bijvoorbeeld zorg, toerisme of duurzame landbouw.
  • Duurzame economische ontwikkeling:
    • a. Bevorderen van een attractief lokaal ondernemingsklimaat en vergroten van de arbeidsparticipatie.
    • b. Hoogwaardige bedrijventerreinen en concentratie van bedrijvigheid (op de juiste plek), met een excellente multimodale bereikbaarheid. O.a. door een goede aansluiting van de A76/Buitenring Parkstad Limburg, op bedrijvencomplex Chemelot, herstructurering van de stationsomgevingen en de ontwikkeling van ‘smart mobility’-concepten.
    • c. Een wezenlijke bijdrage aan de energietransitie door energieopwekking in de bebouwde omgeving, langs infrastructuur en waar passend in de groene ruimte. Bijvoorbeeld zonnepanelen aan de noordzijde van de A76 of zonnige daken in de kernen.
  • 'Governance' - een nieuwe relatie tussen gemeente en gemeenschap:
    • a. Innovatie van de dienstverlening, met aandacht voor toegankelijkheid, klantvriendelijkheid, digitale dienstverlening.
    • b. De mate van zeggenschap van de burger, d.w.z. nieuwe en vertrouwde vormen van informeren van, consulteren van en beslissen door spelers uit de gemeenschap (bijvoorbeeld met dorpsraden, allianties met bedrijven en maatschappelijke organisaties).
    • c. Nieuwe en vertrouwde samenwerkingsvormen tussen de gemeente en haar inwoners. Dat betekent een nieuwe sturingsfilosofie voor de ambtelijke organisatie en samenspel raad-college. Denk daarbij aan ruimte voor burgerinitiatieven of lokale coöperatieve samenwerkingen.

Gevolg planvoornemen

Het planvoornemen voorziet middels de herstructurering van een braakliggend terrein naar 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte in een verandering in de fysieke leefomgeving. Door een woonbestemming hiervoor te creëeren binnen een hoogwaardig groene omgeving, wordt op een andere manier omgegaan met de natuur, zoals de gemeente zich in onderhavig beleidsstuk heeft voorgenomen.

Het planvoornemen sluit aan bij het ontwikkelingsperspectief 'Excellent wonen en vitale kernen'. Door de realisatie van 11 permanente tiny houses wordt voorzien in de ontwikkeling van een lokaal passend woningaanbod binnen een groene omgeving. Door de toevoeging van een nieuwe woonvorm (tiny house), wordt de woningvoorraad, met het oog op de toekomst, toekomstbestendig gemaakt door te bouwen voor een specifieke doelgroep (1-2 persoonshuishoudens zijnde starters). Door het toevoegen van nieuwe bebouwing in de vorm van tiny houses, wordt de woningvoorraad tevens verduurzaamd. Hiermee is het planvoornemen in lijn met de beleidsnotitie 'Leven en werken in het landschap'.

5.3.2 Visie Beekdaelen B(l)oeit

Op 26 september 2020 heeft de gemeente de beleidsnotitie 'Beekdaelen b(l)oeit' vastgesteld. In deze notitie is een visie gegeven hoe ieder individu, iedere organisatie zijn verantwoordelijkheid neemt om een bijdrage te leveren aan het beheer en herstel van een harmonieus, klimaatrobuust landschap voor de huidige generatie en de generaties na hen. Dit is eigenlijk niet nieuws, alleen de noodzaak is niet meer een zaak van nutsdoeleinden maar van sociale binding, leefbaarheid, biodiversiteit en omgevingskwaliteit. Een groene omgeving heeft namelijk positieve effecten op fysieke en mentale gezondheid, het klimaat, op biodivsersiteit en op ecologische processen, waterberging en infiltratie van hemelwater, verkoeling en het reduceren van het hitte-eilandeffect. Voor de gemeente Beekdaelen betekent dit dat er niet alleen een sturende en uitvoerende overheid is maar ook een overheid die ondersteuning verleent aan initiatieven en de bevolking weet te activeren.

Activatie van eenieder met een hart voor natuur en landschap heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de wijze waarop het gemeentelijk groenbeheer en onderhoud plaatsvindt. Doelstelling is het (gemeentelijk) groenbeheer zodanig in te richten dat ingespeeld kan worden op lokale initiatieven van bijvoorbeeld vergroening en zelfbeheer.

Voor burgers en ondernemers/organisaties (zoals Cicero en Zowonen) betekent dit dat zij worden aangespoort om samen de gemeenteschappelijke leefomgeving te verbeteren op niveau van straat, plein of dorm om zo de biodiversiteit en microklimaat op kleine schaal op te waarderen. Het gaat om het besef dat de omgang met de fysieke ruimte, natuur en landschap mede bepalend is voor het beeld dat wordt gegenereert voor de buitenstaander. De omgang met klimaatverandering en biodiversiteit houdt niet op bij de 'voordeur, maar wordt ook bepaald door het gedrag van iedereen in zijn leefomgeving.

De gemeente stimuleert en motiveert in dit kader particuliere initiatieven om de leefomgeving op te waarderen en deze te beheren.

Gevolg planvoornemen

Middels onderhavig planvoornemen vindt de herstructurering van een braakliggend terrein naar 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte plaats binnen een groene omgeving waarmee het woon- en leefklimaat binnen het plangebied toeneemt. Het plangebied is omringd door een houtsingel en bomenrijen die aansluit op het groene gesloten karakter van de directe omgeving. De woningen zijn als een organische rij gesitueerd, met ieder hun eigen 'buitenruimte', zodat er voldoende (groene) ruimte tussen de woningen aanwezig is. De toekomstige bewoners worden in de gelegenheid gesteld om een belangrijke bijdrage te leveren aan de groene inrichting van de ruimte en zelf het beheer hierover te voeren in de lijn visie Beekdaelen B(i)oeit.

De groene c.q. duurzame gemeenteschappelijke ruimte in de vorm van een paviljoen wordt centraal bij de entree gesitueerd, zodat dit een prominent onderdeel is van het planvoornemen. Deze ruimte is specifiek bedoeld voor gezamenlijk gebruik om samen te zijn en gemeenschappelijke activiteiten te organiseren. De centrale ligging van deze gemeentschappelijke ruimte nodigt hiertoe uit. Dit komt de sociale binding onder de bewoners ten goede en sluit aan bij de behoeften van het beleid.

5.3.3 Beleidsdocument 'Ons Beekdaelen maken we samen'

In juli 2018 is het beleidsdocument 'Ons Beekdaelen maken we samen' vastgesteld door de gemeenteraden van Onderbanken, Nuth en Schinnen. Hierin is opgenomen dat voor de korte termijn het urgent is om zowel de kwaliteit van het woningaanbod binnen de gemeente Beekdaelen aan te pakken en – in beperkte mate – extra aanbod te creëren voor senioren en jongeren. Verwacht wordt dat de vraag naar eengezinswoningen binnen afzienbare tijd zal stagneren. Voor de lange termijn is de opgave om de woningvoorraad af te stemmen op een veranderende samenstelling en de verwachte afnemende bevolkingsomvang.

Gevolg planvoornemen

De realisatie van 11 tiny houses met gemeenschappelijke ruimte draagt bij aan het toevoegen van een andere woonvorm aan de woningvooraad. Hiermee wordt de woningvoorraad in Schimmert vergroot, verruimd, en gedifferentieerd, waarmee de woningvoorraad specifiek afgestemd wordt op de veranderende samenstelling en vraag in de toekomst.

Het planvoornemen is passend binnen beleidsdocument 'Ons Beekdaelen maken we samen'.

5.3.4 Motie tiny houses

De raad van gemeente Beekdaelen heeft in juli 2019 de motie Tiny Houses aangenomen. Hierin wordt verzocht om:

  • Een proactieve houding aan te nemen in het faciliteren van bewoning van tiny houses.
  • Bereid te zijn om met initiatiefnemers van tiny houses-projecten te overleggen over (een) geschikte locatie(s).
  • Creatief te zoeken naar mogelijkheden om eventuele belemmeringen in de bestaande regelgeving weg te nemen.
  • Verslag uit te brengen van haar bevindingen aan deze raad.

Gevolg planvoornemen

Met onderhavig planvoornemen wordt concreet invulling geven aan deze motie door de realisatie van 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte. De gemeente Beekdaelen heeft, in lijn met de aaangenomen Motie Tiny Houses, een proactieve houding aangenomen in het faciliteren van bewoning van tiny houses door intiatiefnemer te zijn en te faciliteren in onderhavig planvoornemen.

5.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De gemeenteraad van Beekdaelen heeft op 23 december 2019 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. In deze nota is het kader voor bouwplantoetsing van de gemeente Beekdaelen neergelegd.

Op basis van de Nota Ruimtelijke kwaliteit is het plangebied gelegen in een 'Beoordelingsvrij gebied met behoud van excessenregeling'. Dit betekent dat het plan beoordelingsvrij is, maar dat het bevoegd gezag de mogelijkheid behoudt om repressief (achteraf) tegen excessen op te treden. Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0013.png"

Uitsnede Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Gevolg planvoornemen

De verschijningsvorm van de tiny houses en gemeenschappelijke ruimte zullen voldoen aan redelijke eisen van welstand waardoor het planvoornemen passend is binnen de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Hoofdstuk 6 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden alle relevante milieu- en omgevingsaspecten voor het plangebied behandeld. Voldaan moet worden aan alle wijzigcriteria conform artikel 27.4 bestemmingsplan 'Kern Schimmert'. Indien er beperkingen uit het plan voorvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier in dit plan als randvoorwaarde rekening mee gehouden. Een en ander betekent dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met het criterium van een goede ruimtelijke ordening.

6.1 Milieu

6.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Gevolg planvoornemen

Deze 11 tiny houses (woningen) met gemeenschapelijke ruimte zijn geen hinderveroorzakende objecten, maar worden wel aangemerkt als hindergevoelige objecten. Bedrijven in de omgeving zijn geïnventariseerd om enerzijds na te gaan of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de woningen en anderzijds om te beoordelen of de woningen niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering van de betreffende bedrijven.

Aangrenzend aan het plangebied is aan de westkant vijvercentrum Aquatica Vijver en Tuin alsmede Lupa Outdoor gevestigd. Conform de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' vallen tuincentra onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter ten aanzien van het aspect geluid. Echter dit vijvercentrum is dermate kleinschalige qua omvang en activiteiten dat dit niet te vergelijken is met een regulier tuincentrum (Intratuin, Groenrijk) die grootschalige van aard zijn. In dat kader kan eerder uitgegaan worden van een detailhandelsfunctie waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt in plaatst van 30 meter bij een tuincentrum. De tiny houses worden dan ook op minimaal 10 meter vanuit de perceelsgrens/plangrens gesitueerd om hieraan te voldoen. Verder zijn door middel van een vaststellingsovereenkomst nadere afspraken gemaakt tussen het vijvercentrum, de vereniging voor de tiny houses en de gemeente Beekdaelen (zie Bijlage 1).

Aan de oost- en zuidkant grenst het plangebied aan agrarisch gebied. De gronden zijn hier uitsluitend agrarisch in gebruik. Het betreft regulier agrarisch gebruik waarbij sprake is van 'normale' gewasbescherming. Hiervoor gelden geen richtlijnen dan wel concrete zones. Akkerlanden worden bespoten met een veldspuit waarbij de gewasbestrijdingsmiddelen neerwaarts uitstromen waardoor de ontstane hoeveelheid drift tot een minimum wordt beperkt. Ook de ontwikkelingen in de landbouw staan niet stil. Dit betekent dat de landbouwmachines (qua spuitkoppen) steeds geavanceerder worden waardoor er sprake is van minder spuitnevel. Ook dienen de machines jaarlijks gecontroleerd te worden zodat deze machines optimaal blijven functioneren om dit te waarborgen. Daarnaast blijft de houtsingel met bomenrijen gehandhaafd waardoor er een zekere afstand c.q. buffering wordt aangehouden tussen het bestaande agrarische gebruik en de tuinen van de toekomstige tiny houses. Gezien de afstand van het bouwvlak tot de grens van het plangebied zal dit niet tot problemen te leiden.

Ten noorden van het plangebied is op ca. 660 meter agrarisch bedrijf Valkenbergsweg 1 gelegen. Gezien de afstand tot het plangebied is in onderhavig geval geen sprake van een belemmering van de woning op de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf. Het betreft in onderhavig geval geen intensieve veehouderij.

Ten westen van de kern Schimmert en ten zuidwesten van het plangebied zijn paardenhouderij Vauwerhofweg 17 en grondgebonden agrarisch bedrijf Vauwerhofweg 19 gelegen. Beide bedrijven betreffen geen intensieve veehouderij. Gezien de afstand tot het plangebied is in onderhavig geval geen sprake van een belemmering van de woningen op de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf. Voor een paardenhouderij geldt een vaste afstand van 100 meter (binnen bebouwde kom) en 50 meter (buiten bebouwde kom). Hieraan wordt ruim voldaan.

In de hoek Valkenburgerweg/Molshaag ten noordoosten van het plangebied is op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Kampweg Schimmert' een bedrijfsbestemming gelegen. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten zoals opgenomen in categorie 1, 2 en 3.1 van bedrijfstypen, opgenomen als bijlage in de planregels van het bestemmingsplan 'Kampweg Schimmert'. in deze bijlage bij dit bestemmingsplan is per toegestaan bedrijf de milieucategorie met bijbehorende richtafstand (grootste afstand) aangegeven. Voor de categorie 3.1 geldt een maximale richtafstand van 50 meter. Een deel van het plangebied is gelegen binnen de richtafstand van de bedrijfsbestemming. Binnen dit gedeelte van het plangebied mogen geen woningen gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0014.png"

Indicatief kaartje richtafstand 50 meter vanaf bedrijfsbestemming

Verder geldt dat de realisatie van de woningen niet leidt tot nadelige milieueffecten op omliggende functies en er geen bedrijven in hun duurzame bedrijfsvoering worden geschaad aangezien, voor alle hierboven genoemde bedrijven, reeds bestaande woningen op kortere afstand zijn gelegen.

Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

6.1.2 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteiten besluit milieubeheer vormen het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Indirect hebben de Wgv en het Activiteitenbesluit ook consequenties voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Van belang is dat door ontwikkelingen in het voorliggende plan geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende (agrarische) bedrijven en de bedrijfsontwikkeling van deze bedrijven.

In paragraaf 6.1.1 zijn de omliggende agrarische bedrijven beschouwd. De omliggende agrarische bedrijven zijn op een afstand groter dan 660 meter van het plangebied gelegen. Het agrarische bedrijf Valkenbergsweg 1 is het meest dichtbij gelegen agrarische bedrijf. Het betreft geen intensieve veehouderij. Hiervoor geldt op basis van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 100 meter voor het geuraspect. Gezien de afstand tot het planvoornemen vormt het agrarisch bedrijf Valkenbergsweg 1 geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Andersom kan met de afstand van 660 meter tussen het bedrijf en de toe te kennen woonbestemming worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van het agrarisch bedrijf niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

6.1.3 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden onderzocht of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Het plan voorziet in een planologische functieverandering van een tuincentrum naar een woonlocatie. De bodemkwalitieit dient in de nieuwe situatie geschikt te kunnen worden gemaakt voor de nieuwe functie. Om inzicht te krijgen in milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse zijn door Nipa een vooronderzoek NEN 5725 en een verkennend bodem- en asbestonderzoek conform NEN 5740/A1 of NEN 5707 uitgevoerd (Aelmans, rapportnummer E222594.008.R1/HWO, d.d. 24 november 2022, Bijlage 2). Uit dit bodem- en asbestonderzoek is het volgende gebleken:

Bovengrond

De bovengrond is analytisch in een 4-tal grondmengmonsters (nrs. 1 t/m 4) onderzocht. Uit de resultaten van deze grondmengmonsters blijkt, dat in de bovengrond licht verhoogde gehaltes aan cadmium en/of lood zijn aangetroffen. Deze concentraties overschrijden de achtergrondwaarden doch niet de bodemindex en/of interventiewaarden. Vorenstaande impliceert dat voornoemde overschrijdingen als lichte c.q. te verwaarlozen verontreinigingen kunnen worden beschouwd.

Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kan de bovengrond alsnog als klasse AW2000 grond worden bestempeld.

PFAS

Uit de resultaten van het PFAS onderzoek blijkt, dat diverse licht verhoogde concentraties PFAS boven de detectielimiet worden aangetroffen. In grondmengmonster 3 overschrijdt de concentratie van de som PFOS tevens de achtergrondwaarde.

Voor deze overschrijding is geen directe bron of oorzaak aan te wijzen. Voornoemde overschrijding betreft ook geen directe belemmering voor de beoogde bestemmingsplanwijzigingen en een eventueel gevoeliger gebruik als zijn woondoeleinden.

Ondergrond

De ondergrond is analytisch in een 3-tal grondmengmonsters (nrs. 5, 6 en 7) onderzocht. Uit de analyseresultaten van deze grondmengmonsters blijkt, dat behoudens een marginale overschrijding met PCB in grondmengmonster 6 geen verdere overschrijdingen worden aangetroffen.

In de afwijkende (donkergrijze/zwarte bodemlaag) van boring 14, welke in grondmengmonster 7 is onderzocht blijkt, dat geen overschrijdingen worden aangetroffen. Deze laag heeft in vergelijking met de overige lagen een significant hogere concentratie organische stof.

Naar aanleiding van voornoemde bevindingen kan de ondergrond van het gehele perceel (lees: beide deellocaties) als klasse AW2000 grond worden bestempeld.

Asbest

Tijdens het verrichten van het bodemonderzoek zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetoond. Uit de resultaten van de onderzochte grondmengmonsters blijkt, dat geen van de concentraties de detectiegrenzen overschrijden.

Toetsing hypotheses

De hypothese "onverdacht" met betrekking tot grond wordt op basis van de onderzoeksresultaten verworpen. Echter de lichte verontreinigingen zijn van dien aard, dat ze geen belemmeringen veroorzaken voor de toekomstige bestemmingswijziging en een eventueel beoogd toekomstig gebruik als zijnde woondoeleinden.

Op basis van de bevindingen van voornoemd zintuiglijk bodemonderzoek en het analytisch asbestonderzoek kan de hypothese "onverdacht" met betrekking tot asbest worden bevestigd.

Het bodemonderzoek is gebaseerd op een steekproefregime. Eventueel aanwezige andere dan voornoemde bronnen van verontreiniging kunnen derhalve niet worden uitgesloten.

6.1.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van 11 nieuwe kwetsbare objecten. In de huidige situatie is sprake van een braakliggend terrein. In de nieuwe situatie is sprake van 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte, die kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten. Aangezien het aantal kwetsbare objecten binnen het plangebied toeneemt en daarmee het aantal personen dat er verblijft, dient de risicokaart te worden beoordeeld. Het plan voorziet zelf niet in de oprichting van een Bevi-inrichting of een andere stationaire risicobron.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0015.png"

Uitsnede risicokaart met plangebied lichtblauw omlijnd

Risicovolle inrichtingen: Ten zuiden van het plangebied is op meer dan 670 meter een risicovolle inrichting in de vorm van een propaantank gelegen, toebehorend aan de ter plaatse gerealiseerde camping. De plaatsgebonden risicocontour reikt niet tot binnen het plangebied. Het voor het groepsrisico relevante invloedsgebied rondom de propaantank bedraagt maximaal 50 meter en reikt eveneens niet tot binnen het plangebied. Eventuele overige risicovolle objecten zijn op grotere afstand gelegen en daarmee niet van invloed. Het groepsrisico en het plaatsgebonden risico van risicovolle inrichtingen vormt daarmee geen belemmering. Een verantwoording van het groepsriscio is dan ook niet noodzakelijk.

Transport gevaarlijke stoffen en leidingen: In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse buisleidingen gelegen. Dergelijke buisleidingen hebben een maximale invloedssfeer van 600 meter. Daarmee zijn uitsluitend de buisleidingen A-520 en A-534 relevant. De plaatsgebonden risicocontour (10-6) van de A-520 bedraagt 200 meter en valt daarmee niet over het plangebied. Voor de A-534 ligt de plaatsgebonden risicocontour op de leiding zelf en valt daarmee eveneens niet over het plangebied. Verder ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van de A-520 (zijnde 320 meter) aangezien de afstand tot het plangebied 375 meter bedraagt. Een verantwoording van het groepsrisico voor deze leiding is dan ook niet aan de orde. Het invloedsgebied van de A-534 (zijnde 430 meter) ligt wel over het plangebied. Derhalve geldt voor deze leiding een verantwoordingsplicht. Onderdeel van deze verantwoording is het rekenkundig inzichtelijk maken van het groepsrisico per kilometer (CAROLA-berekening).

Op ca. 3,2 km ten noorden van het plangebied is de A76 gelegen. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor de A76 kan gesteld worden dat het plangebied buiten het plasbrandaandschtsgebied en de plaatsgebonden risicocontour (10-6), maar binnen het invloedsgebied (de 1% letaalzone toxische). De A76 vormt daarmee geen harde belemmering voor het planvoornemen. Ecter over de A76 wordt ter hoogte van wegvak L93 de stoffen LF1, LF2, LT1, LT2 en GT5 vervoerd, waarmee de reikwijdte van de 1% letaalzone toxisch meer dan 4.000 meter is en daarmee over het plagbeied valt. Gelet op de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied dient op grond van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) het groepsrisico verantwoord worden. Omdat het plangebied op meer dan 200 meter van de A76 ligt, is het conform artikel 8, lid 1 van het Bevt en de HART niet noodzakelijk om de invloed van het planvoornemen op de hoogte van het groepsrisico kwantitatief inzichtelijk te maken. Er kan daarbij volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Daarnaast bevindt het plangebied zich aan de N583 die mogelijk relevant is voor het planvoornemen. Echter de N583 is niet aangewezen als Basisnetroute. Daarnaast zijn voor deze weg geen telgegevens beschikbaar van transporten met gevaarlijke stoffen. In het kader van het provinciale verkeersmeetnet heeft de provincie Limburg opdracht verleend om in de periode 2022 tot en met 2026 tellingen uit te voeren op een aantal geselecteerde wegvakken. Geselecteerd zijn de wegen en wegvakken waar geen enkele informatie beschikbaar voor is en/of waar de hoogte intensiteiten te verwachten zijn. De N583 is niet opgenomen in dit telprogramm. Het is dan ook niet te verwachten dat over de N583 structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de N583 geen aandachtspunt vormt voor het plangebied.

Het plangebied valt buiten het invloedsgebied van 460 meter (en daarmee tevens buiten de plaatsgebonden risicocontour) van de spoorlijn Sittard-Heerlen, gezien de afstand van 3.250 meter tot het plangebied. Deze risicobron vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.

De invloedssfeer van vaarwegen die aangewezen zijn als basisnetroute reikt tot maximaal 1.070 meter en is afhankelijk van de getransporteerde stofcategorie. Binnen een afstand van 1.070 meter van het plangebied zijn geen potentieel relevante vaarwegen aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. Deze risicobron vormt dan ook geen belemmering voor het plangebied.

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de inventarisatieafstand van de leiding A-534 is een kwantitatieve risicoanalyse noodzakelijk en uitgevoerd (Econsultancy, rapportnummer 20835. d.d. 20 januaroi 2023, Bijlage 3). Uit deze kwantitatieve risicoanalys volgt dat het groepsrisico als gevolg van de hogedruk aardgastransportleiding A-534 lager is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Voor het plan is derhalve een beperkte verantwoording van het groepsrisico gegeven. Maatgevend scenario is een fakkelbrand door leidingfalen. De kans op leidingfalen is uiterst klein en doet zich in feite alleen voor wanneer op of rond de leiding werkzaamheden worden uitgevoerd. De kans op slachtoffers kan verder worden beperkt door bewoners vooraf te informeren over aanstaande werkzaamheden, de mogelijke scenario’s en hoe hierop te handelen.

Het groepsrisico ligt ver onder de 0,1 x de oriëntatiewaarde en slechts een deel van het plangebied ligt binnen de 1% letaliteitszone. Verder zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar. Het restrisico kan derhalve worden geaccepteerd.

De Veiligheidsregio Zuid-Limburg dient in de gelegenheid gesteld te worden om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen.

Conclusie: In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering vormen voor het planvoornemen. Daarmee kan worden geconcludeerd dat geen nadere risicobeoordeling noodzakelijk is. Het aspect externe veiligheid is voldoende in beeld gebracht.

Omgevingswet: Met de komst van de Omgevingswet veranderen een aantal zaken met betrekking tot externe veiligheid. Zo krijgen, conform bijlage 7 onderdeel C van het Besluit kwaliteit leefomgeving, alle basisnetroutes een brandaandachtsgebied (BAG) en een explosieaandachtsgebied (EAG). Voor de BAG geldt een vaste afstand van 30 meter en voor het EAG een vaste afstand van 200 meter. Basisnetroutes kennen (nog) geen gifwolkaandachtsgebied (GAG) in het Bkl.

Gebleken is dat het plangebied op meer dan 200 meter afstand is gelegen van de basisnetroutes en daarmee niet is gelegen binnen een toekomstig BAG en/of EAG. Voor het plangebied hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met mogelijke aanvullende bouweisen gericht op de effecten van brand en explosie voor basisroutes.

Voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen moeten, conform bijlage 7 onderdeel D van het Bkl de aandachtsgebieden berekend worden. De omvang van de aandachtsgebieden zijn echter nog niet bekend. Als zodanig kan voor het plangebied nog geen uitspraak worden gedaan of deze binnen of buiten een aandachtsgebied is gelegen van buisleidingen. Echter gezien de grote afstand tot het plangebied wordt dit niet verwacht.

6.1.5 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Gevolg planvoornemen

Aangezien sprake is van het oprichten van geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder, in de vorm van 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte, moet conform deze wet de geluidbelasting op de te realiseren woningen van de in de omgeving gelegen gezoneerde wegen inzichtelijk gemaakt worden. De op te richten woningen zijn gelegen in de onderzoekszones van de zoneplichtige wegen Kampweg/Op de Bies en Valkenburgerweg. In dat kader is een onderzoek wegverkeerslawaai (Aelmans, rapportnummer M210472.001.001.R1/JME , d.d. 18 november 2022, Bijlage 4 ) uitgevoerd. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkel beoordelingspunt wordt overschreden. Een hoger grenswaarde is derhalve niet aan de orde. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens de maximale gecumuleerde waarde bepaald. Deze bedraagt 55 dB als gevolg van de Valkenburgerweg. Gesteld kan worden dar er sprake is van de kwalitficatie 'redelijk' en daarmee van een aanvaardbar woon- en leefklimaat. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Er daarmee eveneens sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

6.1.6 Luchtkwaliteit

De wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Gevolg planvoornemen

Onderhavige ontwikkeling voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van de bouw van slechts 11 woningen met een gemeenschappelijke ruimte. Het mogelijk maken van deze woningen valt daarmee binnen het niet in betekenende mate criterium van de Wet milieubeheer (< 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg).

Voor wat betreft de beoordeling van het woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit dient er gelet te worden op de fijnstofconcentraties ter plaatse. Hiervoor is de NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) geraadpleegd. De fijnstofconcentraties nabij de dichtstbij het plangebied gelegen rekenpunten zijn beoordeeld (zie onderstaand figuur). Uit de NSL-monitoringskaart blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ìg/m3) en PM2,5 (20 ìg/m3) ter plaatse van de rekenpunten niet wordt overschreden (zie onderstaande afbeelding). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uur gemiddelde concentratie is maximaal 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. De concentratie fijnstof heeft geen negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat ter plekke van de locatie. Het aspect fijnstof vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0016.png"

Uitsnede NSL-monitoringsviewer

Verder geldt dat het plangebied niet gelegen is in de nabijheid van zware industrie of een concentratiegebied van intensieve veehouderijen. Derhalve wordt redelijkerwijs aangenomen dat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de te realiseren woningen op deze locatie.

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

6.2 Leidingen

Er zijn binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas, brandstof en/of hoogspanningsleidingen gelegen, die planologisch-juridische bescherming behoeven (zie tevens paragraaf 6.1.4). Wel zijn in het straatprofiel de reguliere leidingen gelegen in de vorm van gas, electra en telefonie/internet. Het plangebied zal net als het naastgelegen tuincentrum aangesloten worden op deze reguliere leidingen.

6.3 Natuur

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Dit wordt geregeld in de Wet natuurbescherming die op 1 januari 2017 in werking is getreden. Het natuurbeschermingsrecht is verder te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. Onderstaande paragrafen gaan nader in op de aspecten gebiedsbescherming en soortenbescherming in relatie tot onderhavige ontwikkeling.

6.3.1 Beschermde gebieden

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een Natura2000-gebied. Wel is het plangebied gelegen op ca. 1,3 km afstand van Natura2000-gebied 'Geleenbeekdal'. Verder geldt dat op ca. 2,7 km afstand Natura2000-gebied 'Geuldal' gelegen is en op ca. 5,1 km afstand Natura2000-gebied 'Bunder- en Elsoërbos' is gelegen. Ten aanzien van deze gebieden geldt dat, gezien de ruime afstand, negatieve effecten voor geluid, licht en trillingen ten gevolge van de realisatie en in gebruik name van de 11 tiny houses met gemeenschappelijke ruimte zijn uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0017.png" Ligging Natura2000-gebieden ten opzichte van plangebied

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Het plangebied is echter wel op ca. 65 meter afstand gelegen van een voorzien onderdeel van de groenblauwe mantel, wat onderdeel uitmaakt van Natuur Netwerk Nederland. Op dit moment zijn hier agrarische gronden gelegen. Conform de vigerende omgevingsverordening van Provincie Limburg is hier de groenblauwe mantel voorzien. Als wezenlijke kenmerken en waarden gelden, in bestaande en nog te realiseren natuurgebieden de aanwezige en potentiële natuurwaarden vertaald in natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de natuurbeheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Verder behoren tot de wezenlijke kenmerken en waarden de beschermde soorten, de geomorfologische en aardkundige waarden en processen, het cultuurhistorisch erfgoed, de waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte, openheid of juist geslotenheid van de landschapsstructuur.Binnen de groenblauwe mantel streeft de provincie naar behoud en beheer van de reeds aanwezige natuur, en de ontwikkeling van nieuwe natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0018.png"

Ligging plangebied t.o.v. groenblauwe mantel

Negatieve effecten op het Natuurnetwerk veroorzaakte door licht, geluid en trillingen ten gevolge van de realisatie en in gebruik name van de 11 tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte zijn, gezien de kleinschaligheid, aard en het groene karakter van het planvoornemen, uit te sluiten.

6.3.2 Beschermde soorten

Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan deze soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.

Ten behoeve van het planvoornemen is een quickscan flora en fauna (Archimil , rapportnummer C222422.003/PHE, d.d. 20 juni 2022, Bijlage 5) uitgevoerd. Hierbij is een dode rosse woelmuis binnen het plangebied aangetroffen. Daarnaast kan, op basis van het gebruik van de locatie, het voorkomen van onderstaande beschermde diersoorten niet worden uitgesloten.

Bastaardkikker

In en rondom de vijver is de bastaardkikker waargenomen. De bastaardkikker is opgenomen in de bijlagen van de Omgevingsverordening van de provincie Limburg, waardoor bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt. In het kader van de zorgplicht wordt geadviseerd de werkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode van amfibieën (maart-september).

Kleine ijsvogelvlinder en teunisbloempijlstaart

Binnen het plangebied zijn, aan de bosrand, exemplaren van de (wilde) kamperfoelie en het wilgenroosje waargenomen. Deze planten worden gebruikt als waardplant voor de genoemde soorten. Indien werkzaamheden aan de groenstrook zijn voorzien, waarbij de genoemde waardplanten worden verwijderd, dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd om te bepalen of de waardplanten door de genoemde soorten worden gebruikt.

Vleermuizen

Indien werkzaamheden aan de bomenrij voorzien zijn, dan dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd om te bepalen of de werkzaamheden een negatief effect hebben op vleermuizen (migratieroute of verblijfplaatsen). Als voor de beoogde herinrichting de vijver zal worden gedempt, dient nader onderzocht te worden of sprake is van een essentiële drinkplaats.

Kleine zoogdieren

Het plangebied is geschikt voor de bunzing, eekhoorn, egel, haas, hermelijn, konijn, rosse woelmuis, steenmarter en wezel. Aan de noordzijde is een dode rosse woelmuis waargenomen. De genoemde soorten zijn allen opgenomen in de bijlage van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van de provincie Limburg, waardoor bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen de provincie Limburg een vrijstelling1,2 geldt voor de aanvraag van een ontheffing voor de genoemde soorten. Wel is de zorgplicht van toepassing.

  • 1 voor de eekhoorn geldt een vrijstelling in de periode van maart-april en juli tot en met november.
  • 2 voor de steenmarter geldt een vrijstelling voor de periode van 15 augustus tot en met februari.

Daarnaast zijn binnen het plangebied diverse tuinplanten waargenomen. Tot 2018 was op de locatie een tuincentrum aanwezig. De achtergebleven planten zijn hierbij verwilderd. Veelal betreft het kleine standplaatsen en lijkt geen sprake te zijn van natuurlijke verspreiding.

Aan de noordzijde is ook de Japanse duizendknoop waargenomen, dit is een exoot. Ongeacht of de beoogde plaatsing van tiny houses doorgang vindt, adviseren wij om doeltreffende maatregelen te nemen om verdere verspreiding te voorkomen.

Voor de activiteit zullen mogelijk enkele bomen worden gerooid en zullen mogelijk struiken worden verwijderd, welke als nest- of verblijfsgelegenheid kunnen dienen voor diverse vogels en kleine zoogdieren. Op basis van artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming is het verboden om opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Op basis van artikel 3.2 en 3.3 van de Wet Natuurbescherming is eveneens het verboden om verblijfplaatsen en rustplaatsen van andere flora en fauna te vernielen of te beschadigen. Werkzaamheden zullen daarom buiten het broedseizoen (15 maart tot 1 augustus) uitgevoerd moeten worden.

6.3.3 Stikstof

De uitspraak van de Raad van State op 29 mei 2019 heeft bepaald dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als basis gebruikt mag worden voor toestemming voor activiteiten in het kader van de Wnb en dat de “standaard grenswaarde” uit het PAS niet meer gebruikt mag worden. Dit houdt in dat voor planologische procedures en bij de verlening van een omgevingsvergunning een stikstofbeoordeling en, afhankelijk van een stikstofberekening en/of voortoets, mogelijk ook een vergunning Wet natuurbescherming nodig is. Voor elke toename in stikstofneerslag boven de 0,00 mol/ha/jaar, hoe klein dan ook, is een onderbouwing nodig.

Na het wegvallen van het PAS is er gewerkt aan nieuwe wettelijke kaders. In de Wet Stikstofreductie en Natuurherstel (juli 2021) was een partiële vrijstelling opgenomen met betrekking tot de bouwactiviteiten van een plan of project. Dat betekent dat deze fase buiten beschouwing diende te blijven en enkel de effecten ten aanzien van de gebruiksfase beoordeeld dienen te worden. Op 2 november 2022 is door de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het ondergrondse CO2-opslagproject Porthos waarin de vrijstelling van deze bouwactiviteiten ter beoordeling voor lag. De Raad van State heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de stikstof die in de bouwfase vrijkomt niet buiten beschouwing mag worden gelaten. Concreet betekent dit dat de bouwvrijstelling geschrapt is en de juridische situatie teruggedraaid is naar het wettelijk kader vóór 1 juli 2021. Dit houdt in dat voor alle plannen en projecten zowel de tijdelijke bouwfase alsook de permanente gebruiksfase beoordeeld dient te worden.

Voor het onderhavige plan is daarom een beoordeling van zowel de bouwactiviteiten als de gebruiksfase aan de orde.

Realisatiefase

Het planvoornemen bestaat uit de realisatie van 11 permanente tiny houses met een groene c.q. duurzame gemeenschappelijke ruimte in de vorm van een paviljoen, gelegen in het groen.

Momenteel is nog niet bekend welke inzet van mobiele werktuigen in de realisatiefase nodig zal zijn. Daarom is aangesloten bij kengetallen. In de handreiking woningbouw en Aerius (Bijlage 6), uitgegeven door het Rijk is de gemiddelde emissie NOx/jr voor het bouwen van woningen ingeschat op ca. 3 kg NOx. Het realiseren van tiny houses is minder complex dan de realisatie van woningen. Desalniettemin is er een worst-case inschatting gemaakt van de emissies en zijn de tiny houses doorgerekend als ware het de ontwikkeling van reguliere woningen. Daarnaast is ook voor de realisatie van de gemeenschappelijke ruimte aangenomen dat het gelijk staat aan de realisatie van een woning. Daarmee komen de emissies in de bouwfase neer op ca. 36 kg NOx/jaar.

Er wordt voorts aangenomen dat het bouwverkeer per woning ca. 20 zware verkeersbewegingen, 10 middelzware en 15 lichte verkeersbewegingen genereert, daarmee in totaal 240 zware verkeersbewegingen, 120 middelzware verkeersbewegingen en 180 lichte verkeersbewegingen per jaar.

Om te bepalen of de herontwikkeling in de bouwfase leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied, is een Aeriusberekening uitgevoerd. Uit de berekening van de bouwfase volgen geen rekenresultaten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000 gebieden groter dan 0,00 mol/ha/jaar. Deze berekening is bijgevoegd in Bijlage 7.

Gebruiksfase

Voor de gebruiksfase is, aangezien de tiny houses gasloos worden uitgevoerd, gekeken naar het effect van de verkeersgeneratie. In dat kader is een aeriusberekening (gebruiksfase) uitgevoerd (Bijlage 8). Uit de berekening van de gebruiksfase volgen geen rekenresultaten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura2000-gebieden groter dan 0,00 mol/ha/jaar.

Conclusie

Negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied kunnen op basis van het voorgaande met zekerheid worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.

6.3.4 Conclusie

Het aspect Natuur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen, indien in voldoende mate rekening wordt gehouden met de resultaten en bevindingen in de quickscan ten aanzien van beschermende soorten

6.4 Archeologie en cultuurhistorie

6.4.1 Archeologie

Als wettelijk toetsingskader in Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Monumentenwet 1988 (Mw art. 38 t/m 60). In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Op basis van het geldende bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' aan het plangebied toegekend. Dit houdt in dat bij een verstoringsoppervlakte van meer dan 100 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 0,40 meter archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In dat kader is een archeologisch bureaonderzoek met verkennend booronderzoek (Econsultancy , rapportnummer 18029.001 , d.d. 5 juli 2022, Bijlage 9) uitgevoerd. Uit dit archeologisch onderzoek is het volgende gebleken.

Gespecificeerde archeologische verwachting bureauonderzoek

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek heeft het plangebied een lage gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit het Laat Paleolithicum tot en met Bronstijd en een middelhoge gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de IJzertijd tot en met Nieuwe tijd.

Resultaten inventariserend veldonderzoek

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat er in het plangebied onder een verstoord dek radebrikgronden aanwezig zijn welke plaatselijk licht zijn verstoord tot in de top van de briklaag. Bij alle boringen is in ieder geval een deels intacte briklaag aangetroffen.

Conclusie

Op basis van de aangetroffen nog deels intacte radebrikgronden kan de middelhoge gespecificeerde archeologische verwachting voor resten uit de IJzertijd tot en met Nieuwe tijd, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, gehandhaafd blijven.

Advies

Voor het plangebied, waar nog archeologische waarden worden verwacht, wordt een dubbelbestemming archeologie geadviseerd, waarbij de mogelijke archeologische waarden in situ worden bewaard. Hiertoe dienen beschermende regels in het wijzigingsplan te worden opgenomen. Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is mogelijk als er archeologievriendelijk gebouwd wordt (op palen) en er, afgezien van de funderingen, niet dieper ontgraven wordt dan 50 cm onder het huidige maaiveld. Als het niet mogelijk is om archeologievriendelijk te bouwen is vervolgonderzoek noodzakelijk. Een vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.

Bovenstaand advies en de resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Beekdaelen). De bevoegde overheid neemt vervolgens een besluit.

6.4.2 Cultuurhistorie

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is. Het plangebied is namelijk onbebouwd aangezien de bebouwing van het voormalige tuincentrum is gesloopt en het terrein momenteel braak ligt. Het plangebied wordt zelf eveneens niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Verder is de afstand tot cultuurhistorische objecten in de omgeving dermate groot dat het planvoornemen hier geen invloed op heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0019.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

6.5 Waterhuishouding

6.5.1 Inleiding

Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema’s zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting of ruimtelijke onderbouwing aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Deze paragraaf kan als waterparagraaf worden beschouwd.

6.5.2 Waterbeleid

Nationaal Waterplan 2022-2027

Het Nationaal Waterplan 2022-2027 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021 en vervangt dit plan én de partiële herzieningen hiervan (Wind op Zee buiten 12 nautische mijl en verankering rijksbeleid Deltabeslissingen). Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.

De wateropgaven waar Nederland op dit moment voor staat, de uitdagingen richting de toekomst en de noodzaak van een integrale aanpak vormen de basis voor 3 hoofdambities van dit NWP:

  • Een veilige en klimaatbestendige delta: Nederland is kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Dat vraagt om maatregelen die verdere klimaatverandering tegengaan. Daarnaast zijn stappen nodig om ons aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. Dit wordt klimaatadaptatie genoemd. Klimaatadaptatie is geen beleidsterrein op zich, het is een opgave die vele beleidsterreinen en sectoren raakt en daar dwars doorheen loopt. Veel beleid en maatregelen in dit NWP dragen bij aan klimaatadaptatie.
  • Een concurrerende, duurzame en circulaire delta: Een goede zoetwatervoorziening is van groot belang voor de economie. Nederland moet in 2050 weerbaar zijn tegen zoetwatertekorten. Daarom werkt het Rijk in de planperiode van het NWP samen met de zoetwaterregio’s en de gebruikers aan maatregelen om ervoor te zorgen dat Nederland ook in droge perioden over voldoende zoetwater beschikt voor bijvoorbeeld landbouw, natuur, historisch groen, industrie en scheepvaart. Dit gebeurt in het Deltaprogramma Zoetwater en met de maatregelen die voortkomen uit de Beleidstafel Droogte.
  • Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur: Het Rijk werkt aan schoon en ecologisch gezond (grond)water voor duurzaam gebruik en een leefomgeving van hoge kwaliteit. In de planperiode van het NWP wordt gewerkt aan structurele vermindering van lozingen en verspreiding van opkomende stofen, onder andere via het Actieprogramma PFAS in water. Het beleid voor grondwaterkwaliteit is erop gericht verontreiniging van bodem en grondwater zo veel mogelijk te voorkomen. Het kabinet heef in 2021 het statiegeldsysteem uitgebreid naar kleine fesjes om de hoeveelheid plastic in het milieu te verminderen.

Waterbeheerplan 2022-2027

In het waterbeheerplan 2022-2027 staan de doelen van het waterschap voor zes jaar en hoe zij die doelen willen bereiken. Ook wordt beschreven hoe ingespeeld wordt op veranderende omstandigheden zoals het klimaat. Zo weten inwoners van het werkgebied van het waterschap en de partners wat ze van het waterschap kunnen verwachten. En hoe waterschap Limburg bijdraagt aan de veiligheid en gezondheid van deze en volgende generaties.

De doelen en maatregelen waar het waterschap voor staat en gaat, zijn onderverdeeld in drie programma’s:

  • Waterveiligheid: middels dit programma wil het waterschap Oost-Brabant beschermen tegen overstromingen. Zijvoorzien hierin door grote investeringen te doen om Oost-Brabant beter te beschermen tegen overstromingen vanuit de Maas. In de afgelopen jaren zijn (veiligheids)normen vastgesteld waaraan de Maasdijk voor 2050 moet voldoen.
  • Klimaatbestendig en gezond watersysteem: middels dit programma wil het waterschap goede waterkwaliteit en -kwantiteit voor mens en natuur waarborgen. Het is belangrijk dat ons watersysteem goed werkt in normale én in extreem droge en natte situaties. We willen dat ons watersysteem klimaatbestendig en stuurbaar is. Daarbij letten we op de hoeveelheid (goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte) en op de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch). Hiernaast nemen we ook maatregelen gericht op een gezond en natuurlijk watersysteem. In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) staan doelstellingen die we moeten halen voor het creëren van goede omstandigheden voor planten en dieren in en om het water.
  • Schoon Water: middels dit programma wil het waterschap goede zuiveringsresultaten voor gezond water in sloten en beken bewerkstelligen. De komende jaren zijn er grote uitgaven die erop zijn erop gericht om het rioolwater nog schoner te maken en om ervoor te zorgen dat het water in de sloten en beken nog gezonder wordt. Dit wil het waterschap doen door nutriënten (fosfor en stikstof) en medicijnresten beter te verwijderen en waardevolle stoffen uit het afvalwater te halen zoals cellulose en struviet. Ook wordt wordt energie teruggewonnen uit de zuiveringen. Naast extra zuiveren bij onze rioolwaterzuiveringen zet het waterschap zelf en samen met haar partners in op een aanpak bij de bron om ervoor te zorgen dat er minder vervuilende stoffen in het afvalwater komen.

Waterschap Limburg

Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. Dat zorgde voor veel onduidelijkheid en papieren rompslomp. Daarom hebben de Limburgse waterbeheerders afgesproken om alle aanvragen in het hun betreffende gebied af te handelen via één loket: het zogenaamde watertoetsloket. Het loket is ondergebracht bij het waterschap.

De Keur waterschap Limburg

In de keur staan regels over wat er wel en niet mag in en rondom het water in Limburg. Met deze regels beschermt het waterschap de dijken, sloten, waterstanden en grondwaterstanden. Zo mogen bepaalde activiteiten bij het water of een dijk alleen uitgevoerd worden als het waterschap daarvoor een vergunning heeft verleend.

In de uitvoeringsregels staan de belangrijkste inhoudelijke regels over activiteiten of handelingen in of in de buurt van een oppervlaktewater of waterkering die op de legger staat.

Als voor een bepaalde activiteit geen uitvoeringsregel is opgesteld, dan moet een initiatiefnemer zich houden aan de zorgplicht. Iedereen die activiteiten of handelingen uitvoert die een nadelig effect kunnen hebben op het oppervlaktewater of op een waterkering of in een zone die is opgenomen in de legger van het waterschap, moet zich houden aan de zorgplicht. Deze houdt in dat een initiatiefnemer nadelige effecten of schade moet voorkomen.

In ieder geval is in De Keur bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen bij voorkeur het hemelwater van bebouwing en verhardingen volledig afgekoppeld moet worden en ter plaatse in de bodem moet worden geinfiltreerd. Hierbij moet rekening worden gehouden met een bergingseis van 80 mm.

De Legger

De legger is een kaart van het gebied dat Waterschap Limburg in beheer heeft. De kaart geeft tot op de vierkante meter nauwkeurig aan welke regels van het waterschap (de keur) op welke plek gelden.

Op de legger staat:

  • waar de wateren, zoals rivieren, beken, sloten en vennen in ons werkgebied liggen;
  • waar de dijken, regenwaterbuffers, stuwen, sluisdeuren en andere objecten liggen waarmee het water wordt beheerd of beïnvloed;
  • welke regels van het waterschap (de keur) er op welke plek voor deze wateren en objecten gelden;
  • wie verantwoordelijk is voor het onderhoud van welke locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0020.png"

Uitsnede de Legger waterschap Limburg

Binnen het plangebied of in de directe omgeving er van zijn geen belangen van het waterschap gelegen in de vorm van primaire watergangen met bijbehorende beschermignszone dan wel waterkeringen. Ten noordoosten, zuidoosten en westen van het plangebied zijn primaire watergangen gelegen. Gezien de afstand tot het planvoornemen vormen de watergangen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Andersom vormt het planvoornemen geen negatief effect voor de omliggende watergangen.

6.5.3 Vergelijking huidige en toekomstige situatie

Huidige situatie waterhuishouding

Het plangebied is momenteel volledig onverhard, het betreft een braakliggend terrein met aan de randen een houtsingel met bomenrijen.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen oppervlaktewateren aanwezig die invloed hebben op het planvoornemen.

Natuurwaarden

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsfeer van beschermde natuurgebieden (Natura 2000, NNN) of binnen hydrologische beschermingszones, zoals waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied.

Toekomstige situatie waterhuishouding

Oppervlaktewater

Er wordt geen bebouwing opgericht binnen de beschermingszone van een (primaire) watergang en er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied. Binnen het planvoornemen wordt niet voorzien in nieuwe oppervlakte water.

Hemelwater

De voorgenomen ontwikkeling resulteert in een deels bebouwd oppervlak met een verhouding van 1500 m² verhard of bebouwd oppervlak en 5000 m² onbebouwd oppervlak. Het verhard oppervlak zal bestaan uit een gemeenschappelijk gebouw, het terras behorende bij het gemeenschappelijk gebouw en de verharding ter plaatse van de parkeerplaats. Het hemelwater op het bebouwde oppervlak wordt zover mogelijk opgevangen en opgeslagen voor hergebruik. Overig hemelwater wordt net als het hemelwater op het onbebouwde oppervlak ter plaatse geïnfiltreerd. Waar nodig zal de infiltratie vertraagd of bevorderd worden door ruimtelijke of technische aanpassingen. Hierbij wordt de minimum bergingseis van het waterschap in acht gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1954.WPopdebies6466a-ON01_0021.png"

Indicatie verhard oppervlak

Afvoer en vuilwater

Het vuilwater afkomstig van de tiny houses en gemeenschappelijke ruimte wordt aangesloten op het bestaande (gemengde) rioolstelsel zoals aanwezig ter plaatse van Op de Bies. Van hieruit wordt het vuilwater afgevoerd naar de dichtsbijzijnde RWZI.

6.5.4 Advies Waterschap Limburg

Daarnaast is onderhavig wijzigingsplan voorgelegd aan het waterschap voor advies. Op d.d. 18 oktober 2022 heeft het waterschap aangegeven in te kunnen stemmen met het planvoornemen (zie tevens paragraaf 9.2).

6.5.5 Conclusie

Op basis van voorgaande kan geconcludeerd worden dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten. Het aspect water vormt daan ook geen belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 7 Juridische opzet

7.1 Plansystematiek

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.

De systematiek van het geldende bestemmingplan 'Kern Schimmert' geldt hierbij als uitgangspunt. De hierin opgenomen juridische regeling is ook van toepassing op onderhavige situatie, maar nader toegespitst en vereenvoudigd conform de toekomstig gewenste situatie in de vorm van een woonbestemming.

In de regels zijn de inleidende regels, algemene regels en overgangs- en slotregels van het vigerende bestemmingsplan 'Kern Schimmert' van toepassing verklaard. Onder enkelbestemming is het artikel met regels voor de bestemming 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie' opgenomen.

Op de verbeelding is het gehele plangebied bestemd als 'Wonen' met bijhorend bouwvlak waarbinnen zowel de tiny houses als de gemeenteschappelijke bedrijfsruimte mogen worden opgericht. Het maximum aantal tiny houses is nader aangeduid door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Verder zijn binnen het bestemmingsvlak voor wonen de functieaanduidingen 'groen', 'verkeer' en 'specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke ruimte' opgenomen. In de regels is hieraan een nadere regeling gekoppeld qua toegestaan gebruik.

7.2 De bestemmingen

Hieronder worden de specifiek aan de gronden in het plan toegekende bestemmingen artikelsgewijs behandeld.

Enkelbestemming 'Wonen'

Met voorliggend wijzigingsplan wordt de bestemming 'Wonen' aan het plangebied toegekend. Binnen de woonbestemming zijn de nieuw te realiseren woningen in de vorm van tiny houses qua gebruik en bouwen mogelijk gemaakt. Daarvoor is het begrip tiny houses nader gedifferentieerd om te waarborgen dat ook daadwerkelijk uitsluitend tiny houses kunnen worden gerealiseerd en regulier grondgebonden woningen niet mogelijk zijn. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen toegestaan in de vorm van groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Waar nodig zijn functieaanduidingen opgenomen om het beoogde gebruik te waarborgen, zoals het behoud van de houtsingel met bomenrijen en de noodzakelijkg verkeers- en parkeervoorzieningen.

De bebouwing moet binnen het aangegeven bouwvlak te worden gesitueerd. Ter plaatse van het bouwvlak gelden bouwregels qua oppervlakte en bouwhoogte. Tevens zijn aparte bouwregels opgenomen ten behoeve van het kunnen realiseren van één bijgebouw in de vorm van een berging c.q. fietsenstallen. Dit kan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarnaast zijn binnen het bestemmingsvlak ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld lichtmasten, vlaggenmasten, erfafscheidingen, informatieborden, bankjes e.d.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

Op basis van het advies in het archeologisch onderzoek wordt voor het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Deze dubbelbestemming is afgestemd op de resultaten en bevindingen van het archeologisch onderzoek. Dit houdt in dat de gronden mede bestemd zijn voor de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een middelhoge gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de IJzertijd tot en met Nieuwe tijd. Bebouwing waarbij archeologievriendelijk wordt gebouwd (op palen) en er, afgezien van de funderingen, niet dieper ontgraven wordt dan 50 cm onder het huidige maaiveld is rechtstreeks mogelijk. Als dit niet mogelijk is dan is bepaald dat vervolgonderzoek noodzakelijk is in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Algemeen

Na het toetsen van de ontwikkeling aan diverse voorwaarden, beleid en omgevingsaspecten, dient de uitvoerbaarheid ook beoordeeld te worden. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarnaast is volgens artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) de gemeente verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (hierna: artikel 6.2.1 Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Een exploitatieplan is echter niet nodig indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid onder b, c en d Wro niet noodzakelijk is.

In onderhavige situatie is spake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Immers dit wijzigingsplan voorziet in het planologisch-juridisch regelen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de realisatie van de tiny houses met een gemeenschappelijke ruimte en bijbehorende voorziening.

De gemeente heeft de gronden ter plaatse van het plangebied inmiddels verworven en is daarmee eigenaar van het plangebied. De Vereniging 'Op de Bees' zal het planvoornemen ontwikkelen In dat kader is tussen de gemeente en vereniging een overeenkomst gesloten waarin de fincanciele afspraken zijn vastgelegd. De kosten voor de gemeente (verwerving gronden € 320.000,--) zijn gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Hiermee zijn de kosten in voldoende mate gewaarborgd. Het opstellen van een explotiatieplan is derhalve niet noodzakelijk.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De nieuwe invulling van het plangebied middels onderhavig planvoornemen draagt bij aan de versterking van de ruimtelijke struktuur ter plaatse. Er is zelfs sprake van een 'meerwaarde' door de aanleg van het voedselbos. Door de houtsingel met bomenrijen zijn de tiny houses met gemeenschappelijke ruimte niet of nauwelijk zichtbaar voor de omgeving. Hiermee is sprake van een goede invulling van het plangebied in relatie tot de omgeving.

Daarnaast zijn de omwonenden geinformeerd over het planvoornemen tijdens een inloop-/informatie avond. Tijdens deze avond was iedereen in de gelegenheid om vragen te stellen omtrent het planvoornemen. De vragen van de omwonenden zijn naar tevredenheid beantwoord en heeft verder dan ook niet geleid tot aanpassing van het planvoornemen. Tevens zal de gemeente met de directe omwonenden een vaststellingsovereenkomst afsluiten waarin gemaakte afspraken worden vastgelegd.

Het wijzigingsplan wordt dan ook conform gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen alleen belanghebbenden reageren op het wijzigingsplan en hun zienswijzen indienen.

8.4 Conclusie

Het wijzigingsplan zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 De te volgen procedure

Het wijzigingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk wijzigingsplan de volgende procedure, te weten:

  • 1. Ontwerp:
    • a. 1e ter inzage legging (ontwerp wijzigingsplan)
    • b. Vaststelling
  • 2. Vaststelling door het College van Burgemeester en Wethouders:
    • a. 2e ter inzage legging (vastgesteld wijzigingsplan)
  • 3. Beroep:
    • a. (Gedeeltelijk) onherroepelijk wijzigingsplan
    • b. Reactieve aanwijzing
    • c. Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan (fase a) zienswijzen worden ingediend. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

9.2 Vooroverleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Bro is onderhavig wijzigingsplan voorgelegd aan de provincie Limburg, het Waterschap Limburg en de RUD.

Door de provincie is in haar reactie aangegeven dat zij naar aanleiding van eerdere overlegen positief zijn over het planvoornemen. De CPO-subsidie en de verkenning naar mogelijke ondersteuning vanuit KLC geven daar ook blijk van. Daarnaast heeft de provincie nog een aantal detail opmerkingen die waar nodig verwerkt zijn in de toelichting van dit wijzigingsplan.

Het waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met het planvoornemen aangezien al het hemelwater van verhard oppervlak naar een wadi/buffer gaat en voldoet aan de norm van het waterschap (80 mm in 2 uur).

Naar aanleiding van het advies van de RUD zijn onderzoeken naar aanleiding van de opmerkingen van de RUD aangepast en is de toelichting waar nodig aangevuld. Tevens is aanvullend onderzoek uitgevoerd in het kader van externe veiligheid (CAROLA berekening en verantwoording groepsrisico). Dit is eveneens verwerkit in de toelichting van dit bestemmingsplan.

9.3 Ontwerp

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf ........ tot en met .......... gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode waren belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijzen in te dienen. Hiervan is wel/geen gebruik gemaakt en er zijn dan ook wel/geen zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan ingediend. .....

9.4 Vastgesteld

Het wijzigingsplan is door het college in haar vergadering van ....... gewijzigd/ongewijzigd vastgesteld.