direct naar inhoud van Artikel 5 Natuur - Golfbaan
Plan: Golfbaan Cromvoirt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgBPgolfbaan-VG01

Artikel 5 Natuur - Golfbaan

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 18-holes golfbaan;
  • b. nieuwe natuur in de vorm van natuurdoeltypen met een gezamenlijke oppervlakte van niet minder dan het te realiseren netto golfterrein minus de oppervlakte van de bestemming ‘Natuur - 2’;
  • c. recreatief gebruik;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - driving range’: een driving range;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - afslaggebouw’: een afslaggebouw met golf-pro lesruimten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - clubhuis’: een clubhuis, caddiemasterruimte e.d. met daarin horeca en detailhandel (proshop), mits deze functies direct gerelateerd zijn aan de golfsport;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - bebouwing t.b.v. beheer en onderhoud’: bebouwing ten behoeve van onderhoud en één bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke groenvoorziening’: landschappelijke groenvoorziening;
  • i. terreinverhardingen:
    • 1. binnen de bouwvlakken;
    • 2. bij gebouwen buiten de bouwvlakken tot een zelfde oppervlakte als de bebouwde oppervlakte;
    • 3. ten behoeve van een buggy-/trolleypad met een lengte van niet meer dan 2000 m, en een breedte van niet meer dan 2 m;
    • 4. ten behoeve van een machinepad met een lengte van niet meer dan 1500 m en een breedte van niet meer dan 3 m;
  • j. reliëfvorming met de volgende toegestane hoogten:
    • 1. in het gebied oostelijk van de Zandleij en zuidelijk van de Cromvoirtsedijk van niet meer dan +1 m en –1 m ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. in het gebied oostelijk van de Zandleij en noordelijk van de Cromvoirtsedijk van niet meer dan +1,75 m en –1,75 m ten opzichte van het maaiveld;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandelpaden en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals afwateringssloten.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, behoudens het hierna onder f. bepaalde;
  • b. het bebouwde oppervlak mag niet meer bedragen dan:
    • 1. afslaggebouw inclusief golf-pro lesruimten: 1000 m²
    • 2. clubhuis: 2000 m²
      • waarvan horeca niet meer dan: 400 m² bvo
      • en detailhandel (proshop) niet meer dan: 100 m² bvo
      • caddiemasterruimte e.d. niet meer dan: 400 m² bvo
      • persoonlijke verzorging/trainersfaciliteiten: 200 m² bvo
    • 3. bebouwing onderhoud (incl. bedrijfswoning): 900 m²
  • c. de goot- en de (bouw)hoogte van de gebouwen binnen de bouwvlakken mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van niet minder dan 20° en niet meer dan 65°;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de inhoud van het bestaande boerderijgebouw;
  • f. in afwijking van het gestelde onder a. mogen gebouwen buiten de bouwvlakken worden gebouwd ten behoeve van schuilen, sanitair en berging tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • g. de goot- en de (bouw)hoogte van de gebouwen als bedoeld onder f. mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. lichtmasten en lantaarnpalen zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - verlichting’, waarbij de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid b. zijn verlichtingsarmaturen ten behoeve van verstralers toegestaan op het dak van het afslaggebouw, met dien verstande dat de hoogte van de verlichtingsarmaturen niet meer bedraagt dan 1 m, gemeten vanaf het dak van het afslaggebouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - driving range’ zijn lichtmasten en lantaarnpalen in de vorm van souffleursverlichting toegestaan, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
  • e. de hoogte van een ballenvanger (masten en net) mag niet meer bedragen dan 20 m;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 7 m.
5.2.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwdiepte beneden peil mag niet meer bedragen dan 7 m.
5.2.4 Inrichting

De inrichting moet voldoen aan profiel 1.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van het clubhuis voor bijeenkomsten van persoonlijke aard (bruiloften en partijen) en evenementen die geen relatie hebben met de golfsport;
  • b. het gebruik van het clubhuis door niet-leden, wegens oneerlijke concurrentie ten opzichte van in de omgeving gevestigde horecabedrijven;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 50 m² ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke groenvoorziening’.
5.4 Aanlegvergunning
5.4.1 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • 2. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • 3. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
  • 4. het diepploegen dieper dan 0,3 m;
  • 5. het aanleggen van dammen;
  • 6. het aanleggen van stuwen;
  • 7. het aanleggen van kleine geïsoleerde wateren;
  • 8. het aanleggen van een drainagesysteem;
  • 9. het aanbrengen van bomen en houtgewas;
  • 10. het rooien en kappen van bomen en houtgewas;
  • 11. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 12. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 50 m²;
  • 13. het aanbrengen van kleine voorzieningen voor extensieve dagrecreatie en van lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, het landschappelijke groen en het inundatiegebied (voor zover deze aan desbetreffende gronden zijn toegekend).

Indien sprake is van een aanlegvergunning binnen het inundatiegebied is advies van het waterschap vereist.