direct naar inhoud van 3.4 Provinciaal niveau
Plan: Golfbaan Cromvoirt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgBPgolfbaan-VG01

3.4 Provinciaal niveau

Op provinciaal niveau zijn de volgende verordeningen en beleidsnota’s van belang:

  • Ontwerp-Verordening ruimte Noord-Brabant Fase 1 (2009);
  • Interimstructuurvisie en Paraplunota “Brabant in Ontwikkeling” (2008);
  • Handreiking Dassen en Golfbanen (2005);
  • Natuurgebiedsplan (2002);
  • Provinciaal Waterhuishoudingsplan (1998) en partiële herziening Waterhuis-houdingsplan 2003-2006.
3.4.1 Ontwerp-Verordening ruimte Noord-Brabant Fase 1

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening is nog in procedure, maar het beleid is thans in die mate ‘vast’, dat in deze paragraaf reeds een toetsing van het plan/project aan de Verordening is opgenomen.

In de Verordening zijn geen specifieke regels ten aanzien van golfbanen opgenomen.

Ecologische hoofdstructuur

De Zandleij en de Cromvoirtsedijk zijn opgenomen in de ecologische hoofdstructuur, waarvoor paragraaf 3.1 van de Verordening van toepassing is. In het bijzonder geldt het bepaalde in artikel 3.1.3:

“Planologische bescherming van de ecologische hoofdstructuur

  • 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur:
    • a. strekt uitsluitend tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;
    • b. wijst geen bestemmingen aan die activiteiten mogelijk maken welke significant negatieve effecten zullen of kunnen hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;
    • c. stelt regels ter voorkoming van aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden.
  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid neemt het bestemmingsplan de geldende niet- natuurbestemming en de met het oog daarop gegeven regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken in acht.
  • 3. Binnen negen maanden nadat op grond van een verplichting van Gedeputeerde Staten of van een waterschapsbestuur de inrichting en het beheer voor natuurdoeleinden verzekerd zijn, is het tweede lid niet van toepassing en strekt het bestemmingsplan dat daar is gelegen ertoe dat de geldende niet-natuurbestemming is gewijzigd naar een natuurbestemming met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van het eerste lid.”

Analyse

ad 1 - De Zandleij betreft een leggerwaterloop en is derhalve bestemd voor ‘Water’. De Cromvoirtse Dijk is in de bestemming ‘Natuur - 1’ opgenomen. Beide bestemmingen omvatten het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke waarde. Behoudens extensieve recreatie zijn binnen deze bestemmingen geen recreatieve activiteiten toegestaan.

ad 2 - Niet van toepassing.

ad 3 - Niet van toepassing.

Waterbergingsgebied

Het plangebied ten westen van de Zandleij is aangeduid als waterbergingsgebied. Van toepassing is Paragraaf 3.2 van de Verordening met in het bijzonder artikel 3.2.3:

“Regels omtrent bestemmingsplannen wat betreft regionale waterbergingsgebieden

  • 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een regionaal waterbergingsgebied strekt mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
  • 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bepaalt dat:
    • a. bebouwing ten dienste van waterberging tot een hoogte van maximaal 2 meter is toegestaan;
    • b. bebouwing om andere redenen dan bedoeld onder a is toegestaan mits de toelichting van dat bestemmingsplan een verantwoording bevat welke beschrijft op welke wijze het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied is verzekerd;
    • c. nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
    • d. regels worden gesteld voor het ophogen van gronden en het aanbrengen of wijzigen van kaden, voor zover deze activiteiten niet uitgevoerd worden in het kader van normaal beheer en onderhoud;
    • e. bij het toepassen van de regels als bedoeld onder d. het bevoegde waterstaatsgezag wordt gehoord.”

Analyse

ad 1 - Voorliggend bestemmingsplan omvat een gebiedsaanduiding waarin het waterbergend vermogen verzekerd is.

ad 2a - Ten behoeve van het waterbergingsgebied is geen belemmering aan de orde.

ad 2b - Binnen het waterbergingsgebied is max 100 m² bebouwing ten behoeve van de golfbaan toegestaan en wordt het maaiveld deels verhoogd.

ad 2c - Voorliggend bestemmingsplan bevat geen nieuwvestiging van agrarische bedrijven.

ad 2d - Ten aanzien van genoemde activiteiten is een aanlegvergunning vereist.

ad 2e - Bij het verlenen van de onder d. genoemde aanlegvergunning is advies van het waterschap vereist.

Verwevingsgebied

Het gehele plangebied ligt binnen verwevingsgebied. Voorliggend plan voorziet niet in de uitbreiding of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij. Hiermee wordt aan de gestelde regels voldaan.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Ontwerp-Verordening ruimte Fase 1.

3.4.2 Interimstructuurvisie en Paraplunota "Brabant in Ontwikkeling"

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn op 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie en de Paraplunota in werking getreden. Dit beleid komt in hoge mate overeen met het beleid in het Streekplan 2002.

De afbeeldingen 3.2 en 3.3 geven uitsneden uit de plankaarten van respectievelijk de Interimstructuurvisie en de Paraplunota weer. Op beide afbeeldingen is het plangebied ingetekend.

In de Interimstructuurvisie zijn vijf leidende ruimtelijke principes opgenomen:

  • 1. meer aandacht voor de onderste lagen;
  • 2. zuinig ruimtegebruik;
  • 3. concentratie van de verstedelijking;
  • 4. zonering van het buitengebied;
  • 5. grensoverschrijdend denken en handelen.

Deze leidende principes zijn uitgewerkt in tien doelen voor de jaren 2008-2018.

Hoofddoel van de Interimstructuurvisie is zorgvuldig ruimtegebruik. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden afgestemd op de draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, en aansluiten op de kwaliteiten van de infrastructuur. De groei en de verspreiding van het stedelijk ruimtebeslag moet worden afgeremd. Voorts moet onze omgeving op een duurzame wijze worden ingericht.

De Interimstructuurvisie maakt onderscheid in stedelijke en landelijke regio’s. Onderhavig plangebied ligt binnen de landelijke regio Groot-Langstraat en nabij de stedelijke regio Waalboss. In de landelijke regio’s ligt het accent op de ontwikkeling van natuur, landbouw en recreatie.

Het beleid van de Interimstructuurvisie is nader geconcretiseerd in de Paraplunota ten aanzien van het realiseren van nieuwe golfbanen luidt de tekst in de Paraplunota:

“Het heeft onze voorkeur dat nieuwe golfbanen worden aangelegd in de stedelijke regio’s. Ook in de landelijke regio’s zijn nieuwe golfbanen toegestaan, mits ze aansluiten bij een bebouwde kern of een recreatiepark. [I]

Een nieuwe golfbaan mag in beginsel voor hoogstens de helft worden aangelegd in de GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels. […] [II]

Een nieuwe golfbaan kan worden aangelegd in de AHS-landschap, subzone leefgebied, mits deze zodanig is gesitueerd en ingericht dat het dassenleefgebied niet wordt aangetast en waar mogelijk zelfs wordt verbeterd. [III]

Een nieuwe golfbaan mag in haar geheel worden aangelegd in de AHS-landschap, subzones RNLE-landschapsdeel en waterpotentiegebied, mits zij zodanig wordt ingericht dat er nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die ten minste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd, inclusief gebouwen en parkeervoorzieningen. [IV]

Bij de aanleg van een nieuwe golfbaan moeten de op het terrein aanwezige ecologische verbindingszones zoveel mogelijk worden ontzien. Ecologische verbindingszones kunnen echter wel goed samengaan met een nieuwe golfbaan. [V]

De aanleg van een nieuwe golfbaan is in beginsel niet toegestaan in de GHS-natuur en in de GHS-landbouw, subzones leefgebied kwetsbare soorten en natuurontwikkelingsgebied.” [VI]

Analyse
De hiervoor met Romeinse cijfers aangeduide voorwaarden/beleidsregels zijn hieronder nader uitgewerkt ten behoeve van onderhavige golfbaan.

  • I. De golfbaan wordt gerealiseerd in een landelijk regio in aansluiting op de kern Cromvoirt. Hiermee wordt aan de gestelde voorwaarde voldaan.
  • II. Het plangebied ligt niet binnen de AHS-landschap, subzone leefgebied struweelvogels. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
  • III. Het westelijke deel van de golfbaan ligt binnen de AHS-landschap, subzone leefgebied dassen. Uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse sprake is van potentieel dassenleefgebied (zie paragraaf 5.4.2). Het ontwerp van de golfbaan omvat nieuwe elzensingels die tevens een goede dassenbiotoop vormen. Er is derhalve sprake van een verbetering van het dassenleefgebied. (N.B. Het provinciale beleid ten aanzien van golfbanen en dassen is nader uitgewerkt in een handreiking genoemd in paragraaf 3.4.3).
  • IV. Het oostelijke deel van de golfbaan wordt aangelegd binnen de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel. Binnen het plangebied wordt 23,1 ha feitelijke golfbaan (inclusief voorzieningen) aangelegd. Daar staat 29,7 ha aanleg van nieuwe natuur tegenover. Hiermee wordt aan de gestelde voorwaarde voldaan.
  • V. De ecologische verbindingszone Zandleij doorsnijdt het plangebied. De golfbaan wordt zodanig aangelegd dat er geen sprake is van een (negatieve) invloed op het functioneren van de beek als ecologische verbindingszone. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
  • VI. Er is ter plaatse geen sprake van GHS-natuur en GHS-landbouw, subzones leefgebied kwetsbare soorten en natuurontwikkelingsgebied.

Conclusie
De aanleg van een 18 holes-golfbaan past binnen het beleid van de Interimstructuurvisie en de Paraplunota.

3.4.3 Handreiking golfbanen in dassenleefgebied

Gedeputeerde Staten heeft op 21 juni 2005 de “Handreiking ten behoeve van golfbanen in dassenleefgebied respectievelijk voor golfbanen in de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel en subzone waterpotentiegebied en GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels” vastgesteld.
De golfbaan wordt deels gerealiseerd binnen AHS-landschap, subzone dassenleefgebied en deels binnen AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel.

Conform de Handreiking is het mogelijk om op basis van maatwerkwerk nieuwe golfbanen aan te leggen binnen dassenleefgebied. Het onderzoek dat Arcadis in 2005 heeft uitgevoerd en dat bijlage vormt bij de Handreiking heeft hiervoor goede inzichten.

In het onderzoeksrapport wordt onderscheid gemaakt in:

  • primair dassengebied, waar dassenburchten zijn gelegen en/of actueel foerageergebied is;
  • secundair dassengebied, waar thans geen dassen voorkomen, maar dat potenties voor de dassen bezit.

In primair dassengebied is nader onderzoek vereist om vast te stellen in hoeverre de dassen en het golfen verenigbaar zijn. In secundair dassengebied is de aanleg van een golfbaan toegestaan, mits de landschappelijke inrichting leidt tot een structuurversterking voor de dassenbiotoop.

De Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (voorheen Das en Boom) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de feitelijke actuele waarden van de gronden voor de dassen in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek worden toegelicht in paragraaf 4.4. Uit het veldonderzoek blijkt dat de golfbaan Cromvoirt secundair dassengebied is. Dit betekent dat aanleg van onderhavige golfbaan mogelijk is onder voorwaarden.

Het aanleggen van een golfbaan binnen AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel is toegestaan, mits zij zodanig wordt ingericht dat er nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte die tenminste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd.

Voorliggend bestemmingsplan omvat de aanleg van voldoende nieuwe natuur en de versterking van het dassenleefgebied, zoals beschreven in paragraaf 5.4.

Conclusie
Het plan voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van nieuwe golfbanen binnen AHS-landschap, subzones leefgebied dassen en RNLE-landschapsdeel.

3.4.4 Natuurgebiedsplan (2002)

De provincie Noord-Brabant heeft in 2002 elf natuurgebiedsplannen en één Beheers- en landschapsgebiedsplan vastgesteld. Met deze plannen wordt invulling gegeven aan de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van het Programma Beheer van het Ministerie van LNV. In het betreffende natuurgebiedsplan staan de natuurstreefbeelden beschreven. Hierbij is gebruik gemaakt van natuurdoeltypen, gebaseerd op het Handboek Natuurdoeltypen.

Afbeelding 3.4 geeft een uitsnede van de natuurdoeltypenkaart voor het plangebied en omgeving.

Binnen het feitelijke golfbaangebied zijn geen gronden gelegen die in het natuurgebiedsplan zijn opgenomen.

De natuurdoeltypen die direct aan het gebied van de golfbaan grenzen zijn:

  • het Drongelens Kanaal en de poel ten zuiden van de Cromvoirtsedijk, als soortenrijk water (merk 1);
  • de strook ten zuiden van het Drongelens Kanaal als bloemrijk grasland (merk 2);
  • de Zandleij als beek met natuurvriendelijke oevers, tevens ecologische verbindingszone (merk 3);
  • de Cromvoirtsedijk, als multifunctioneel bos (merk 4).

Het natuurgebiedsplan is richtinggevend voor het type “nieuwe natuur” ter compensatie voor de ontwikkeling van de golfbaan in de RNLE. De te kiezen natuurdoeltypen moeten aansluiten op de aanwezige natuurdoeltypen.

Conclusie natuurgebiedsplan
Binnen het golfbaangebied liggen geen natuurdoeltypen, wel direct daaraan grenzend. Deze vormen uitgangspunt voor de “nieuwe natuur”.

3.4.5 Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2005

Afbeelding 3.5 geeft een uitsnede van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2005 van de provincie Noord-Brabant weer. Deze is op 26 september 2006 vastgesteld. Het plangebied is aangeduid.

Archeologie
Het plangebied ligt deels in een gebied met de aanduiding hoge verwachtingswaarde. Door Bilan en BAAC zijn onderzoeken uitgevoerd. De resultaten zijn vermeld in paragraaf 4.5.3. Daaruit blijkt dat dit nog slechts voor een klein deel (ca 1 ha) geldt, zoals op afbeelding 4.3 weergegeven.

Cultuurhistorie
De Cromvoirtsedijk en de Zandleij zijn aangeduid als “historische geografie van hoge waarden”.
De beplantingsstructuur op/langs de Cromvoirtsedijk, de Zandleij en de bomensingels in het noordoostelijke plandeel zijn waardevolle historische groenstructuren.

3.4.6 Provinciaal Waterhuishoudingsplan (1998) en partiële herziening Waterhuishoudingsplan 2003-2006

Het provinciale Waterhuishoudingsplan geeft op provinciaal niveau invulling aan de Vierde Nota Waterhuishouding van het rijk. De provinciale nota is overkoepelend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen. Het waterbeheerplan van waterschap De Dommel wordt beschreven in paragraaf 3.5.

3.4.7 Conclusies provinciaal niveau
  • 1. Voorliggend plan voor een 18-holes golfbaan past in het provinciale beleid.
  • 2. Binnen het plangebied zijn het Drongelens Kanaal en de Zandleij als ecologische verbinding aangeduid. Tezamen met de Cromvoirtsedijk staan zij als natuurdoeltype op het natuurgebiedsplan.
  • 3. Volgens de provinciale CHW-kaart is de verwachtingswaarde archeologie hoog. Na onderzoek geldt dit nog voor een klein deel van ca 1 ha.